Domineeskinderen doen zoiets niet
Benjamin Piper –ja, de zoon van– reed als tiener eens in de auto van zijn ouders, met harde muziek aan, het kerkplein op. Voor hem reden nog twee andere jeugdige kerkleden, met al even stampende muziek. Eenmaal in de kerk werd alleen Benjamin even apart genomen en op zijn muziekkeuze aangesproken. Waarom uitgerekend hij? Juist – Benjamin was de zoon van de dominee.
Het is een van de voorvallen die Piper noemt in zijn boekje ”The Pastor’s Kid”: het domineeskind. Hij hekelt daarin dergelijke incidenten, die volgens hem niet op zichzelf staan. In de VS is PK (Pastor Kid) een gangbare afkorting, wat voor Piper zijn uitgangspunt bevestigt dat domineeskinderen een soort apart zijn. Kinderen van leraren, bankdirecteuren of slagers hebben het nooit tot zo’n afkorting geschopt.
Piper maakt aan het begin van zijn boekje direct duidelijk dat hij niet in enkel wrok wil terugkijken op zijn jeugd als kind van de bekende Amerikaanse baptistenpredikant John Piper. Hij is nog altijd een betrokken christen en heeft een goede band met zijn vader. Die heeft zelfs een voorwoord bij het boekje geschreven (waarin hij eerlijk schrijft dat hij het pijnlijk vond om te lezen).
Piper legt in zijn boekje vooral de vinger bij de „ongekend hoge” verwachtingen die rond domineeskinderen bestaan. Zo worden ze bijvoorbeeld geacht zich keurig te gedragen en alle antwoorden te weten bij een Bijbelquiz. Ze moeten enthousiast zijn over de kerk en het geloof zonder al te veel vragen omarmen en uitdragen. Als die verwachtingen al niet binnen de gemeente leven, dan wel in huis.
Piper plaatst daar stevige kanttekeningen bij omdat zo een soort klassenjustitie ontstaat in de kerkelijke gemeente: iedereen is zondaar, maar sommigen meer dan anderen. Piper vraagt zich af hoe eerlijk het is om voor domineeskinderen (impliciet) andere maatstaven aan te leggen. In een uitvoerig hoofdstuk over genade schrijft hij dat die voor iedereen even diep en radicaal is – wees dan ook niet ongenadiger voor de een dan voor de ander.
De ongelijke behandeling kan volgens Piper ook gevolgen hebben voor de persoonlijkheidsvorming van domineeskinderen. Ze kan bijvoorbeeld aanzetten tot hypocriet gedrag of juist rebellie. Piper lardeert zijn verhaal met citaten van andere domineeskinderen met wie hij tijdens het schrijven contact had. Daaruit ontstaat het beeld dat Piper niet alleen staat met zijn problemen.
In een apart hoofdstuk noteert Piper wat zinnige tips voor predikanten met een gezin. Hij waarschuwt bijvoorbeeld voor mini-preken aan de keukentafel en theologisch gewenste antwoorden op vragen. „Wees een vader, geen pastor”, schrijft hij. Hij adviseert predikanten ook de tijd te nemen om met de kinderen te spelen en erop uit te trekken. Piper zelf koestert de herinnering aan de ongedwongen uitjes met zijn vader meer dan wat dan ook.
Piper ziet ook positieve punten van het opgroeien in een domineesgezin. Hij noemt daarbij vooral de voorbereiding op werk in de kerk. Hier had hij wel wat uitputterender kunnen zijn. In een onderzoek van dagblad Trouw onder Nederlandse domineeskinderen uit 2002 gaven veel respondenten bijvoorbeeld aan dat ze een sterk rechtvaardigheids- en verantwoordelijkheidsgevoel hebben overgehouden aan hun opvoeding.
In een vergelijking met een kleinschalig Amerikaans onderzoek bleek toen ook dat Nederlandse domineeskinderen minder tobberig zijn dan de eersten. Nederlandse PK’s zullen ongetwijfeld veel in het boekje van Piper herkennen, maar inderdaad: misschien vinden ze het ook wat al te tobberig.
The Pastor’s Kid. Finding Your Own Faith and Identity, Benjamin Piper; uitg. David Cook, Colorado Springs, 2014; ISBN 978 0 7814 1035 9; 160 blz.; $ 12,99.