Lijden onder gejodel, getreiter, gesmoes
AMERSFOORT. Getreiter. Gejodel. Gesmoes. Pestgedrag kan het leven van jongeren verwoesten, ruïneren. Ouders, scholen en kerken moeten alert zijn. Soms is pesten een zaak van leven en dood.
Een leerling slaakte deze week een noodkreet op Facebook, na pakweg anderhalf jaar te zijn gepest. „Ik word elke morgen wakker met zorgen.” „Help ik moet weer naar school.” „Zal ik het vandaag trekken?” Het bericht, geplaatst door een broer, is al ruim 2850 keer gedeeld.
Het pestgedrag laat diepe sporen bij de leerling na. Voornamelijk op school. „Ik word uitgescholden, uitgelachen. Gesprekken vallen stil als ik bij een groep kom staan. Ik weet soms niet meer wat ik moet doen, zal dit ooit stoppen? (…) Op dit moment ben ik overal klaar mee. Zodra ik op het station aankom begint het geroddel, het negeren van mij, het gejodel, het treiteren, het gesmoes. Ik zie een trein aankomen…”
De leerling en familie hebben in mei de pesterijen die het kind ondervindt aangekaart bij de school. De familie trekt ook aan de bel bij de politie en de onderwijsinspectie.
Een gesprek van de zomer met een van de pesters en haar vader levert niets op. „Dit gesprek had ik nooit moeten doen. Mijn hart en mijn binnenste breekt. Ik wil dit niet meer, ik wil dat het voorbij is”, schrijft de leerling.
De ouders van de leerling maken zich grote zorgen over het feit dat het leven van hun kind op deze manier zo beschadigd raakt. Het Facebookbericht is volgens hen „voor 90 procent” waar. Sommige dingen zijn echter „nog erger.”
Afgelopen dinsdag is er, na plaatsing van het Facebookbericht, weer een gesprek geweest. „We hebben de school hoog”, zeggen de ouders. Ze hadden verwacht dat er meer zou worden gedaan. Volgende week zitten de ouders opnieuw om tafel. „Dit moet grondig worden aangepakt om te kijken waar de schoen wringt. Zodat het leven van ons kind weer veilig wordt.”
Ernstig
Locatiedirecteur J. J. Kleijbergen van het Van Lodenstein College zegt „onaangenaam verrast” te zijn door het Facebookbericht. Hij wijst erop dat school en ouders „in goed overleg” zijn. De school heeft de kwestie volgens hem „adequaat” en „zorgvuldig” opgepakt.
Hoewel het Van Lodenstein College meldingen over pesten registreert in het leerlingvolgsysteem, verstrekt de school geen cijfers over pestgedrag. „Elk geval staat namelijk op zich”, zegt Van Lodensteindirecteur H. P. W. Klaassen.
Klaassen noemt pesten „niet nieuw”, maar wel „heel ernstig”, juist ook op reformatorische scholen. „Pesten op onze school vind ik nóg erger, omdat het onze identiteit raakt.” De directievoorzitter geeft aan dat school als „een warme deken om de leerlingen” heen wil staan.
De school wil en kan niet inhoudelijk ingaan op deze zaak. „Dat is zeker niet in het belang van onze leerling. Het gaat om tere en gevoelige zaken. Het is echter niet zo dat er in het verleden geen aandacht geweest is voor deze leerling. Iedere leerling dient zich op school veilig te voelen, daar voelen we ons verantwoordelijk voor. Als een leerling gepest of getreiterd wordt, trekken we ons dat aan.”
Het Van Lodenstein College hanteert –wettelijk voorgeschreven– protocollen bij constatering van pestgedrag. De school maakt verder gebruik van mentoren, vertrouwenspersonen, pestcoördinatoren en conciërges om pestgedrag te voorkomen en op te lossen. „Van groot belang is dat er oog is voor elkaar. Als een conciërge waarneemt dat een leerling vaak alleen staat in de pauzes, willen we dat hij een praatje met hem maakt. Er kan immers wat aan de hand zijn.”
Klaassen geeft aan dat pestproblematiek vaak complex is en dat daarvoor geen eenduidige oplossing is. Hij erkent ook dat de aanpak „niet in alle gevallen” goed gaat. „Hier werken ook mensen.”
Pesten laat zich lastig vangen in harde cijfers. Volgens Moed, onderdeel van de stichting TegenZinloosGeweld, worden iedere week 330.000 kinderen gepest, terwijl zo’n 27 procent van alle basisschoolleerlingen zegt weleens gepest te worden. Pakweg 4 procent van de leerlingen zegt zelfs meerdere malen per week te worden gepest.
Ingrijpend
De impact van pesten kan groot zijn, weet Alise Vleesenbeek, trainer bij Chris, de christelijke hulplijn voor kinderen en jongeren. „Ik ken een gezin dat is verhuisd omdat een van de kinderen werd gepest. Heel ingrijpend.” Ook recente incidenten uit de media –soms met dodelijke afloop– spreken boekdelen.
Vleesenbeek geeft voorlichting op scholen, in kerken en tijdens catechisatielessen over pesten. Het aantal aanvragen neemt toe. „Pesten is van alle tijden, maar de vorm verandert.” Betrekkelijk nieuw, maar soms veel geniepiger, is cyberpesten.
Scholen kunnen volgens haar meer doen om pesten te voorkomen. „Iedere school heeft protocollen in de kast staan. Veel belangrijker is echter welke relatie de school met zijn leerlingen heeft. Staat een leerkracht boven de leerlingen of staat hij naast hen. Neem je leerlingen serieus?” Haar advies is helder: „Wuif problemen niet weg.”
Ook een leerkracht kan veel doen om pesten de kop in te drukken. „Leerkrachten onderschatten de invloed die zij hebben op een groep. Een leraar moet de leiding nemen in de sfeer van een klas.” In elke groep neemt altijd iemand de leiding, legt ze uit. „Is dat een negatieve persoon, dan heb je een negatieve sfeer. De leerkracht kan daar invloed op uitoefenen. Hij laat gebeuren wie de sfeer bepaalt.”
Vleesenbeek signaleert een verandering in de aanpak van antipestmethodes. In het verleden lag de nadruk vooral op het weerbaar maken van mensen tegen pestgedrag. „Daarbij leg je de schuld van het pesten in feite bij het ‘slachtoffer’: „Als jij nu eens beter reageert.””
Processen
De focus in methodes ligt tegenwoordig –„terecht”– vooral op groepsprocessen. „Pesten is altijd een groepsproces. Een groep voelt het haarfijn aan als een rotgeintje overgaat in pesten. De nieuwe insteek van methodes is om inzicht te geven in groepsprocessen.”
Ook ouders moeten alert zijn. „Het is goed om bij je kind te informeren hoe de sfeer is op school. Vooral bij de zwijgers. Zij zijn met name potentieel slachtoffer van pesten.” Ze wijst ook op een andere kant aan pesten. „Ouders mogen weleens wat eerlijker naar hun kinderen kijken. Zeg nooit: Mijn kind doet zoiets niet.”