PvdA betaalt prijs voor gretig lokken allochtonen
Ha, een relletje aan het Binnenhof! Samsom zet twee Turks-Nederlandse Kamerleden uit de PvdA-fractie. Voor zover wij, toeschouwers van het Haagse toneel dreigden in te dommelen, zitten we nu weer rechtop in onze stoel.
Maar… hoe moeten wij het uit de fractie gooien van de heren Öztürk en Kuzu nu eigenlijk duiden? Dat is nog niet zo simpel.
Interpretatie één: de PvdA verkeert in een diepe crisis. Er is voortdurend onrust en gekibbel: typisch kenmerken van een partij die in de peilingen op verlies staat omdat zij als coalitiepartner niet waarmaakt wat zij haar kiezers belooft. Commentaar: niet onwaar, maar deze leessleutel helpt weinig om het gebeuren van deze week echt te doorgronden.
Interpretatie twee: fractie- en partijleider Samsom is een despoot. Leveren fractieleden kritiek op ‘zijn’ minister, dan moeten ze of bakzeil halen of vertrekken. Om die reden hebben destijds ook de Kamerleden Bonis en Hilkens de handdoek in de ring geworpen. Commentaar: een gemakzuchtige uitleg die te snel meebuigt met de draai die Öztürk en Kuzu zelf aan de zaak geven: „Wij worden monddood gemaakt!”
Interpretatie drie: dat heb je nu met allochtone Kamerleden. Die geven in een fractie vaak gedoe. Denk aan de narigheid die GL in de jaren negentig beleefde met Oedayraj Singh Varma, het Surinaams-hindoestaanse Kamerlid dat in opspraak kwam door financiële affaires rond inzamelings- acties. Of aan wat de SP meemaakte met Yildirim, de senator van Turks-Koerdische komaf die in 2007 na een conflict met zijn partij weigerde zijn zetel in de Eerste Kamer op te geven. Of aan wat diezelfde partij moest doorstaan met de Marokkaan Lazrak, die in 2004 in de Tweede Kamer voor zichzelf begon. Commentaar: oef, best een riskante interpretatie. Maar wel één die dicht in de buurt komt van waar het deze week eigenlijk om draaide.
Want laten we er geen doekjes om winden: de cultuur van allochtonen verschilt soms fors van de oorspronkelijk Nederlandse. Dat werkt onder meer door in de wijze van politiek bedrijven. Allochtone Kamerleden onderhouden niet zelden zéér nauwe banden met hun eigen achterban, soms zo nauw dat er ronduit van cliëntelisme gesproken kan worden. Rond thema’s die met hun oorsprongsland te maken hebben, kunnen zij –zeker in de ogen van autochtonen– overdreven gevoelig en onrealistisch reageren.
Van dit soort conflictstof lijkt ook nu sprake. Want valt minister Asscher van Sociale Zaken ook maar enigszins te verwijten dat hij enkele Turkse organisaties, waaronder Milli Görüs en Diyanet, de komende tijd scherper in de gaten wil houden? Integendeel. Op deze clubs valt van alles aan te merken.
De berichten dat de Turkse moskeeorganisatie Milli Görüs banden heeft met financiers van terrorisme en extremisme waren de achterliggende jaren talloos. Diyanet, de verlengde arm van het Turkse ministerie van Godsdienstzaken, is evenmin een frisse club. Terecht stelden onlangs CDA, CU, SGP, PVV en SP het kabinet schriftelijke vragen over een demonstratie van Turken in Almelo op 1 juni. Bizar is niet alleen dat Turken op deze bijeenkomst riepen: „Karabach zal het graf van de Armeniërs zijn” (dat is nog gekker dan: „Minder, minder!”), maar ook dat er via Diyanet gratis busvervoer was geregeld.
Dat Öztürk en Kuzu dit allerredelijkste voornemen van hun partijgenoot Asscher niet op objectieve wijze kunnen beoordelen maar meteen in een bijna Turks-nationalistische kramp schieten, maakt hun functioneren als volksvertegenwoordiger in een brede volkspartij op zijn zachtst gezegd moeilijk. Als de sociaaldemocraten al iets verweten kan worden, is het niet dat zij deze week een streep trokken toen de twee Kamerleden ondanks langdurige gesprekken niet voor rede vatbaar bleken. Verwijtbaar is hoogstens dat de PvdA-top in haar gretigheid om allochtone kiezers te trekken weleens vergeet dat hier soms –en altijd op ongelegen momenten– een zware prijs voor moet worden betaald.