Opinie

In jaren vijftig ging in Amerika het evenwicht tussen geloof en rede verloren

De kerken zaten in de jaren vijftig nog vol. Soms zelfs tjokvol. Maar terwijl de samengekomen gemeente het ene lied na het andere uitgalmde en predikanten vurig preekten, knaagde het rot aan de fundamenten. Dat was meer funest dan de harde seculiere tegenwind van de decennia daarna.

W. B. Kranendonk

14 November 2014 15:39Gewijzigd op 15 November 2020 14:22
De presentatie van de Onafhankelijkheidsverklaring in het Amerikaanse Congres, 1776, zoals geschilderd door John Trumbulls.
De presentatie van de Onafhankelijkheidsverklaring in het Amerikaanse Congres, 1776, zoals geschilderd door John Trumbulls.

Grafieken van het ledenverloop gedurende de laatste vijftig jaar van de grote Amerikaanse kerken tonen het onverbiddelijk aan. Na 1965 daalde het ledental van veel kerken pijlsnel. In sommige gevallen was er sprake van een decimering binnen twintig jaar. Kerkleiders schrokken enorm. Het overviel hen compleet.

Voor de Amerikaanse kerkhistoricus George M. Marsden is die verbijstering nog altijd verbazingwekkend. Het is zijn vaste overtuiging dat wanneer kerkleiders in de jaren vijftig hun best hadden gedaan om hun tijd te doorschouwen, zij hadden geweten dat er een „tsunami van ontkerkelijking en ontkerstening” ophanden was. „Maar zoals vaker: predikanten zijn druk met preken, exegetiseren en pastoraat, doch proeven de tijdgeest niet. Dan krijg je problemen.”

Marsden geldt in zijn land als een van de meest toonaangevende historici. Hij houdt zich vooral bezig met de interactie tussen het evangelicale protestantisme en de Amerikaanse cultuur. Als auteur is Marsden vermaard. Voor zijn biografie over Jonathan Edwards (2003) kreeg de oud-hoogleraar aan de universiteit van Notre Dame (Indiana) diverse prijzen.

Afgelopen voorjaar verscheen van Marsdens hand de interessante studie ”The Twilight of the American Enlightenment” (De avondschemering van de Amerikaanse verlichting). De publicatie biedt een analyse van de problemen waarin het Amerikaanse culturele klimaat in de jaren vijftig van de vorige eeuw terecht is gekomen. Marsden laat ook zien welke diepe sporen dat heeft getrokken in de cultuur in het algemeen en in de kerken in het bijzonder.

Niet alles uit deze beknopte ideeën­geschiedenis is van toepassing op de Nederlandse situatie. Toch zijn er wel degelijk observaties van Marsden die het overwegen meer dan waard zijn.

Wat bij die reflectie niet uit het oog verloren mag worden, is het verschil tussen de Amerikaanse en de Franse Revolutie. De laatstgenoemde omwenteling droeg een duidelijk antikerkelijk en zelfs antigodsdienstig karakter. De macht van de Rooms-Katholieke Kerk in Frankrijk moest worden gebroken. De leus van de Franse revolutionairen was ”Geen God en geen meester”.

Dat lag bij de Amerikaanse revolutie wel een slag anders. De mannen die de Amerikaanse vrijheid bevochten en de Verenigde Staten van Amerika uitriepen, waren in hun denken ook gestempeld door de ideeën van de verlichting. Daarin stemden ze inderdaad met de Franse revolutionairen overeen. Maar de Amerikanen waren niet, zoals de Fransen, antigodsdienstig. Ze geloofden in God. Ze hingen of het deïsme aan, of een min of meer orthodox christendom.

Dat bleef kenmerkend voor de Amerikaanse samenleving – van hoog tot laag. Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw was er een evenwicht tussen het verlichtings­denken en het christelijk geloof. „Er was een hechte band tussen rede en religie, ook al was dat misschien niet altijd even uitgebalanceerd en al hadden orthodoxe protestanten best hun bezwaren tegen de godsdienstige opvattingen van veel Amerikaanse politici en opinieleiders”, zegt Marsden.

De Amerikaan genoot van de verworvenheden van het rationalisme, maar hield terdege rekening met God. Hij werd niet buitengesloten. Bijna alle Amerikaanse denkers accepteerden dat de Schepper de Maker was van natuurwetten, inclusief de morele. Het geloof had een erkende plaats naast de wetenschap. Daardoor was er cohesie in de samenleving. Daardoor behoorden kerkgang en geloof als vanzelfsprekend tot het maatschappelijk leven. Zo was er in Amerika consensus bereikt tussen verlichting en protestantisme.

Marsden wijst erop dat het bereiken van dit evenwicht ook samenhing met het karakter van het protestantisme. „Meer dan bij het rooms-katholicisme biedt het protestantisme ruimte voor het persoonlijk en zelfstandig denken, waar de verlichting zo op gesteld was. Bij het rooms-katholicisme is het de kerk die de kaders stelt; die het denken aan banden legt. Dat is in het protestantisme anders. Dat biedt meer ruimte aan het individu. Daarom droeg de verlichting in Frankrijk ook een vijandiger karakter jegens de godsdienst dan in Nederland. In Parijs had tot de revolutie de Roomse Kerk het voor het zeggen. In Amsterdam de protestantse. Vandaar dat er ook in Nederland lang een zeker evenwicht bestond tussen rede en religie.”

Juist die band tussen geloof en verstand ging in de jaren vijftig van de vorige eeuw stuk. In elitaire kringen werden steeds meer vraagtekens gezet bij de opvatting dat God de Bedenker en Uitgever van morele wetten is. Na de economische crisis en vooral na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog was het voor hen onmogelijk te veronderstellen dat er een God is Die morele kaders stelt.

„Daarmee was het contragewicht weg­gehaald en sloeg de weegschaal helemaal door ten gunste van het verlichtings­denken”, zegt Marsden. In zijn studie wijst hij erop dat vooraanstaande denkers in de jaren vijftig twee elementen van het verlichtingsdenken naar voren hebben geschoven: de autonomie van de mens en het bijna absolute gezag van de wetenschap. Daarbij was het volgens hem het evolutionaire denken van Darwin de „straalmotor” die deze twee elementen naar ongekende hoogten stuwde. „Liberale denkers van de jaren vijftig waren ervan overtuigd dat de mensheid haar eigen autonomie steeds verder zou verbeteren en –vooral– dat de wetenschappelijke ontwikkeling voor een steeds betere wereld zou zorgen.”

Dat nieuwe denken waarbij rede en religie waren ontkoppeld, heeft in de volgende decennia de grote kerken hard geraakt. Marsden onderscheidt drie reacties, die naar zijn overtuiging alle drie even desastreus voor de kerken waren.

  1. De progressieve kerkgangers hebben die omslag in het denken met een zeker enthousiasme begroet. Zij propageerden die nieuwe gedachten zelfs. Bij hen moest het geloof het steeds meer afleggen tegen de rede. De moderne theologie beschouwden ze als een uitkomst. Ze konden blijven genieten van de geneugten van het geloof, terwijl ze zichzelf in alle vrijheid konden ontplooien.

  2. De grijze middenmoot –veruit de grootste groep– dacht niet diep na over de effecten van het nieuwe denken, maar werd er wel door geïnfecteerd. Gaandeweg zei het geloof hen ook steeds minder. Ze zochten zichzelf te ontplooien en maakten dankbaar gebruik van de wetenschappelijke verworvenheden zonder zich te bekommeren om de ethische aspecten. Op den duur hadden ze God en de kerk ook niet meer nodig. Vandaar de massale ontkerkelijking.

  3. De conservatieven. Zij stelden zich heftig teweer tegen de opmars van het liberale „ongeloofsdenken.” „Zij benadrukten steeds krachtiger dat het geloof het primaat moet hebben in alle zaken van mens, wetenschap en samenleving”, zegt Marsden. „Dat kreeg iets krampachtigs. Het deed de kerk geen goed. Deze groep had niet in de gaten dat hij even sterk kind van de ontkoppeling van geloof en rede was als de andere twee.”

Die laatste constatering geeft te denken. Conservatieve christenen die zeggen te pleiten voor het behoud van het geloof in God zijn dus ongewild en onbewust mee­gesleurd in het moderne denken dat zich in de jaren vijftig ontwikkelde.

Marsden: „Deze groep leeft geen een­voudig leven in gehoorzaamheid aan Gods wetten, zoals Hij die in de natuur heeft gegeven, in de harten en hoofden van mensen heeft gelegd en die Hij in de Bijbel heeft laten opschrijven. Nee, conservatieve christenen proberen met tal van argumenten hun positie en opvattingen te verdedigen en veilig te stellen. Feitelijk gebruiken ze daarbij dezelfde tactiek die moderne liberalen ook kiezen. De meesten hebben ook niet begrepen dat een eenvoudig christelijk leven meer overtuigt dan een geleerd, rationeel betoog.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer