Bisschop
De SoW-predikante M. Gosker bepleitte deze week herinvoering van het bisschopsambt. De lezing en discussie hierover vormden een vervolg op een soortgelijk pleidooi dat dr. J. Kronenburg in november via zijn proefschrift voerde. Hij had de Verenigde Protestantse Kerk op het oog. Wie Gods werk in de Reformatie hooghoudt, denkt onwillekeurig aan een volgende stap: oecumenische toenadering tot het pauselijk instituut.
Het begrip bisschop komt niet zomaar uit de lucht vallen. Het woord is verwant met het Griekse woord ”episkopos”, dat hoeder, toezichthouder of opziener betekent. Zo iemand bedoelt de apostel Paulus in 1 Timótheüs 3. Hij moet niet te berispen zijn, trouw in het huwelijk, matig en bekwaam om te leren. Het blijkt te gaan om een ambtsdrager die met de leiding, het onderwijs van de plaatselijke gemeente en het toezien op de rechte leer is belast. Niet zozeer een soort regionale coördinator.
De kerken van de Reformatie wilden nooit weten van een bisschop met meer macht dan een andere ambtsdrager. Hoewel sommige protestantse kerken -in Denemarken, Duitsland, Zweden- toch op den duur een bisschop benoemden. Zo iemand had dan een bestuurlijke, administratieve functie. Bij de gereformeerde kerken in Hongarije en Roemenië lag dat nog anders. Het communistisch regime wilde niet te maken hebben met een veelhoofdige synode. Het zocht zijn aanspreekpunt in één persoon.
Wat moeten nieuwe Nederlandse bisschoppen doen? Gosker signaleerde zelf al dat het bijkans onmogelijk is de leer te bewaken. De reformatorische belijdenisgeschriften hebben voor velen afgedaan. Schriftkritiek loochent heilsfeiten. Als het zelfs plaatselijk niet lukt mensen op één lijn te houden, dan is het regionaal of landelijk ondenkbaar. Het door Gosker beoogde ambt sluit dus niet aan bij de functieomschrijving door Paulus.
De predikante zei dat een „bisschop iemand zal moeten zijn met een geweldig spiritueel gezag.” Nu stond geestelijk gezag onder gereformeerden altijd in relatie tot de rechte leer. Wie andersoortige spiritualiteit zou beogen -gevoelens die ieder in z’n waarde laten met een beroep op het „ten dele kennen” uit 1 Korinthe 13:9- komt tot een kerk met een pluraal karakter. Een charismatisch figuur met deze inslag -zeker, zo iemand kan grote indruk maken- komt niet overeen met de bijbelse episkopos.
De opziener zoals die in de Bijbel valt terug te vinden houdt vast aan „het getrouwe woord, dat naar de leer is” (Titus 1:9). Hij vermaant -let wel: in liefde- ieder die daarvan afwijkt. Hij voert bijbelse argumenten aan in het gesprek met tegensprekers. Zo’n hoeder van de kudde heeft het in de postmoderne cultuur niet gemakkelijk. Hij gaat een kruisweg. Voor wie op dit spoor vlak achter de overste Leidsman van het geloof mag gaan, is dat echter ook een liefelijke weg. Gezag ontleent zo iemand niet aan eigen gevoelens, spiritualiteit of charisma, maar aan het Woord van God. Dat doet staande blijven. Het markeert tegelijk de grens van de bevoegdheid.
Wat moet de nieuwe bisschop doen? Kronenburg zelf verwoordde het zo: „Er leeft meer onder mensen dan predikanten weten. Een wijze synode en een wijze bisschop kunnen luisteren naar wat op het grondvlak leeft.” Een horend oor dus. Dat is inderdaad erg belangrijk voor ambtsdragers. Binnen de gereformeerde gezindte ontbreekt het er nogal eens aan. Het is veel gemakkelijker gevoelens van onlust -soms, niet altijd, ontstaan door de heersende cultuur- te negeren. Op dit gebied valt veel te verbeteren. Maar niet via een bisschop. De aansporing om meer oor en oog voor medemensen te hebben -de naaste in nood verkeert niet alleen ver weg- geldt ambtsdragers in het algemeen en ook leden van de kerk.