Een geweigerde bloedtransfusie
Terwijl haar man haar verlaat, moet rechter Fiona Maye beslissen over een 17-jarige jongen die een bloedtransfusie weigert.
Rechter Fiona Maye maakt een moeilijke tijd door. Met haar man Jack ruziet ze over een ‘open’ huwelijk. „Ze zei zachtjes: Heb je die verhouding al? Want dan wil ik graag dat je nu je koffers pakt en weggaat. Hij nestelde zich in zijn stoel, een geval van hout en leer met beslag dat aan een middeleeuwse foltering deed denken.”
De Engelse schrijver Ian McEwan vestigde naam met de romans ”Aan Chesil Beach”, ”Zaterdag” en ”Amsterdam” – voor die laatste titel kreeg hij de Booker Prize.
In ”De kinderwet” speelt hij met de grenzen tussen openbaar en privé. Terwijl Jack haar verlaat, stort de 59-jarige Fiona zich op haar werk. Ze krijgt allerlei ingewikkelde dossiers voor haar kiezen. Een Siamese tweeling is ten dode opgeschreven. Bij scheiding kan er maar één blijven leven. Beter één levend kind dan twee dode, stellen nuchtere chirurgen, maar de vrome ouders kunnen moord nooit goedkeuren.
Fiona, zelf kinderloos, schrijft een elegant betoog van 34 pagina’s waarmee ze „een kind van de wereld verwijdert.” Later arriveren in pastelkleurige envelopjes de „giftige gedachten van de godvruchtigen” die van mening zijn dat ze beide kinderen had moeten laten sterven.
Dan is er een geschil over de twee Joodse meisjes Rachel en Nora. De gescheiden ouders besteden hun hele bezit aan hun twee advocaten om de juiste opvoeding voor de twee af te dwingen. Ondanks bezwaren van de vader stuurt moeder de meisjes naar een middelbare school waar televisie, popmuziek, internet en omgang met niet-joodse kinderen is toegestaan.
In deze zaken moet Fiona het welzijn van het kind vooropstellen, zoals artikel 1 van de kinderwet bepaalt. Zo gemakkelijk is dat niet, want wanneer beslist een rechter in het belang van het kind? Zijn de opvattingen van de kinderen hun éígen opvattingen? En welke rol speelt de toevallige grens van meerderjarigheid?
Jehova’s getuige
De ingewikkelde samenhang tussen werk en privé zet McEwans verhaal onder spanning. De macht van de rechter contrasteert met de onmacht van de verlatene. „Zij had de bevoegdheid een kind bij een harteloze ouder weg te halen en dat deed ze soms ook. Maar om zichzelf bij een harteloze man weg te halen? Nu ze zwak en verlaten was? Waar was de rechter die haar beschermde?”
Fiona beslist afwijzend over een eenzijdige eis tot toewijzing van de echtelijke woning aan de vrouw. Diezelfde dag krijgt ze haar eigen nieuwe sleutels, „die de toegang openden tot haar andere leven, haar getransformeerde bestaan.”
Maar ook de rechterlijke macht blijkt beperkt te zijn, als Fiona helemaal opgeslokt wordt door de zaak van een Jehova’s getuige. Het gaat om een 17-jarige jongen met acute leukemie. Hij en zijn ouders weigeren een door het ziekenhuis geëiste bloedtransfusie, omdat dit strijdt met hun geloof als Jehova’s getuige. Zonder die transfusie wacht de jongen een vreselijke dood.
„U moet begrijpen”, zegt vader Henry tegen de rechter, „dat bloed het wezen van ons mens-zijn is. Het is de ziel, het is het leven zelf. Zoals het leven heilig is, is het bloed dit ook.” Hij spreekt de zinnen niet uit als een gekoesterde overtuiging, maar als feitelijke vaststellingen, „zoals een ingenieur de constructie van een brug beschrijft.”
Daar ligt precies het probleem waar de rechter mee worstelt. Hoe bepaal je het welzijn van een jongen van wie de ouders bereid zijn hem „in de waarheid” te laten sterven? Die waarheid is zo absoluut dat de rechter er geen enkele greep op heeft. En de rechter mag niet oordelen over de kwaliteit van een godsdienstige overtuiging.
Viool
Fiona besluit de jongen zelf te horen in het ziekenhuis. Niet om zijn Bijbelkennis te testen, maar om te weten te komen of hij beseft wat hem te wachten staat als de rechter de vordering van het ziekenhuis afwijst. Ze neemt de Londense taxi, intussen piekerend over haar vernedering door Jack.
In het ziekenhuis treft ze een gevoelige, hoogbegaafde jongeman die precies weet wat hij wil, gedichten schrijft en viool speelt.
„Wat zeggen je ouders tegen jou?”
„Er is niet zoveel te zeggen. We weten wat goed is.”
De jongen kijkt de rechter aan, en de rechter gelooft hem. Hij en zijn ouders, de gemeente en de ouderlingen, ze weten wat goed voor hen is, en ze weten het heel erg zeker.
Fiona voelt zich licht en leeg in haar hoofd. De foute gedachte bekruipt haar dat het eigenlijk niet eens zo veel uitmaakt of de jongen blijft leven of niet. Wat valt hier nog te oordelen?
Terug in de rechtbank wijst Fiona vonnis. De partijen en de publieke tribune en de Britse pers luisteren gespannen mee. Het is bijna elf uur als ze het gerechtsgebouw verlaat en naar huis loopt. In een avondwinkel koopt ze een diepvriesvispasteitje en weegt een aantal vruchten in haar hand, voordat ze beslist.
Ian McEwan schreef een knap boek over godsdienst en grondrechten, over de macht en onmacht van ouders en rechters en over de ingewikkelde vraag hoe goddelijke openbaring in een seculiere omgeving moet worden uitgelegd.
Boekgegevens
De kinderwet, Ian McEwan; uitg. De Harmonie, Amsterdam, 2014; ISBN 978 90 76174 38 9; 205 blz.; € 22,50.