Asscher heeft dat woensdag gezegd na een bezoek aan de Kuba-moskee in IJmuiden. De minister reageerde dinsdag geschrokken op de enquête van Motivaction, net als veel Tweede Kamerleden. Bij zijn bezoek aan de moskee heeft hij overigens niemand getroffen die jihadstrijders steunt. „Iedereen walgt hier unaniem van IS.” Dat gold volgens de minister ook voor jongeren die hij op de bijeenkomst sprak. „Samen strijden tegen IS”, was daar volgens hem de algemene gedachte.

In een brief aan de Tweede Kamer schrijft Asscher woensdag dat veel Turkse jongeren zich laten beïnvloeden door de manier waarop in Turkse media wordt bericht over het Midden-Oosten. Daarbij speelt „de Turkse politieke context” een rol.

De resultaten van het onderzoek, waaruit ook blijkt dat Turkse jongeren vinden dat joden en moslims geen vrienden kunnen zijn, „stuiten mij tegen de borst”, laat Asscher weten. Als lichtpuntje ziet hij dat Marokkaanse jongeren zich in het onderzoek genuanceerder tonen.

Asscher onderstreept dat het onderzoek niet mag leiden tot een verharding in onze samenleving. „Hoe verwerpelijk sommige opvattingen ook zijn, we hebben in Nederland vrijheid van meningsuiting.”

Maar volgens de minister mag niet geaccepteerd worden dat Turkse jongeren zich van de Nederlandse samenleving afkeren. Hij wil in gesprek hierover met de Turks-Nederlandse gemeenschap. Asscher vindt de ontstelde reacties van Turkse organisaties op het onderzoek hoopgevend.

Woensdagmiddag vindt een al eerder gepland overleg in de Kamer plaats over integratie. Naar verwachting zal het onderzoek van Motivaction daar uitgebreid aan de orde komen.