Bedrog van een pastoor die dominee werd
Titel:
”Ovittius’ metamorphosen. De onnavolgbare gedaantewisselingen van een (zielen)dokter in de reformatietijd”
Auteur: P. H. A. M. Abels
Uitgeverij: Eburon Delft, 2003
ISBN 90 5166 992 5
Pagina’s: 235
Prijs: € 25,-. De Goudse historicus Paul H. A. M. Abels ontrafelde de raadsels van een merkwaardige zestiende-eeuwer: Pibo Ovittius van Abbema, een zwerver die eerst als medicus, daarna als pastoor en tot slot als dominee in zijn levensonderhoud voorziet. Vrijwel iedereen weet hij te bedotten, geïnspireerd door de ”Metamorphosen” van de klassieke auteur Ovidius.
Rijdend van Heerenveen naar Leeuwarden kom je langs de afslag van het dorp Aldeboarn. Daar, in de dorpskerk, is een fraai tegeltableau gemetseld met verschillende Friese familiewapens. De tekst eronder vermeldt aan wie ze zijn opgedragen: de zestiende-eeuwse dominee Pibo Ovittius van Abbema. Historici en onderzoekers hebben zich keer op keer het hoofd gebroken over de herkomst en de betekenis van dit gedenkteken.
November vorig jaar kon de oplossing worden onthuld. In kongres- en stúdzjesintrum It Aljemint fan de Fryske Akademy (Leeuwarden) werd Abels’ boek ”Ovittius’ Metamorphosen. De onnavolgbare gedaantewisselingen van een (zielen)dokter in de reformatietijd” gepresenteerd. Volgens de auteur vormen de belevenissen van Ovittius de ingrediënten van een heuse schelmenroman. En wie zijn boek leest kan niet anders dan dit beamen.
Ovittius brengt zijn tijdgenoten voortdurend in verwarring door zijn vele gezichten. Abels gaat ze systematisch langs: de hoofdstukken beschrijven in chronologische orde de lotgevallen van deze kameleon. Met behulp van een door zijn vader in Sneek gekochte apotheekinventaris legt Pibe (zo luidt zijn oorspronkelijke Friese voornaam) zich toe op de artsenijbereidkunde en andere (para)medische handelingen. Als medicus geniet hij de twijfelachtige reputatie van tovenaar en weerwolf. In Groningen helpt hij mee de pestepidemie -”heete zieckte”- te bestrijden. Terwijl zijn vrouw en kinderen in Aldeboarn op zijn terugkeer wachten, trouwt hij met Johanna Jansdochter, bij wie hij een kind verwekt. Terug bij zijn eerste vrouw weet hij de misstap vooralsnog verborgen te houden, tot justitie in Friesland er lucht van krijgt. Pibe krijgt een boete van 300 carolusguldens opgelegd en wordt voor drie jaar uit Friesland verbannen. Uit niets blijkt dat hij zijn geboortegrond nog heeft teruggezien. Zijn omzwervingen beginnen: voortdurend moet Pibe vluchten, achterhaald door geruchten over zijn verleden. Bij justitie is hij vaste klant.
”Boeff”
In Delft kan hij niet als medicus beginnen, als men erachter komt dat hij ”een boeff” is. Ook Gelderland is al spoedig verboden terrein voor hem. Pibe geeft zich uit voor weduwnaar, wordt pestdokter in Duisburg. Maar het overlijden van verschillende pestlijders die hij behandelt roept bij de burgemeesters vragen op. Huiszoeking levert geen enkel medisch handboek op.
In de nabijgelegen bisschopsstad Keulen slaagt de aan de kant gezette dokter erin om binnen een halfjaar tot priester te worden gewijd, volgens Abels „een van de grootste mysteries waarmee zijn markante levensloop is omgeven.” Pibe wordt pastoor van Kessel, bij Roermond. Het bisschoppelijk hof nodigt een door hem voorgedragen vrouw uit naar Kessel te komen, om de nieuwbakken pastoor in de huishouding bij te staan, niet wetend dat deze ’pastoorsche’ in werkelijkheid een van zijn echtgenotes is!
Na uitkomst van het bedrog wordt ”heer Piboni” uit zijn pastorie verdreven. We zien hem, gewapend met zijn bewijs van priesterwijding, opnieuw een aanstelling verwerven als pastoor van de Sint-Nicolaaskerk in Orsoy. In 1591 wordt hij ”medicus en pastoer tot Weze int lant van Cleeff”. Dat jaar neemt hij zijn toevlucht tot een nieuwe gestalte: de dokter-pastoor verandert in een protestantse dominee.
Op dat punt aangekomen wijdt Abels een middenpaneel in zijn boek aan Pibe’s naamsverandering. Hij geeft een interessante beschouwing weg over de gewoonte van geletterde jongemannen die hun naam verlatiniseren. Pibe ondertekent zijn verzoekschriften voortaan met Pybo Ovittius Abbema. Abels maakt aannemelijk dat achter de keus voor Ovittius meer schuilgaat dan een eenvoudige verlatinisering: „De parallellen tussen de achtergronden en lotgevallen van deze markante Fries en die van de Romeinse dichter Publius Ovidius Naso zijn namelijk zo treffend, dat zij bij het verklaren van Pibes naamkeuze niet genegeerd mogen worden.”
Ballingschappoëzie
Ook Ovidius werd, onder het bestuur van keizer Augustus, verbannen. Met een onophoudelijke stroom van gedichten en klaagzangen legde hij de basis voor het genre van de ballingschappoëzie en werd hij tot vertolker van de gevoelens van vele lotgenoten na hem, zoals Joachim du Bellay (1522-1560), Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) en Aleksandr Poesjkin (1799-1837). Maar, laat Abels zien, ook minder bekende ballingen lieten zich door Ovidius inspireren. Aan het eind van de zestiende eeuw werden Ovidius beroemde ”Metamorphosen” in de Nederlanden veelvuldig herdrukt, vaak voorzien van fraaie gravures. De thematiek raakte aan de belevingswereld van Pibo. Abels: „Gedaantenveranderingen regen zich in het leven van deze Friese banneling immers evenzeer onophoudelijk aaneen, in zijn zoektocht naar wegen om te leven en te overleven. In die queeste leerde hij van nabij de machteloosheid kennen van de geneeskunst en het gebed, zoals deze door de mond van koning Aeacus werden weergegeven bij Ovidius. Als achtereenvolgens apotheker, arts, pastoor en dominee vormde hij als het ware de belichaming van een thema dat in zijn dagen ook in de kunst zijn picturale en poëtische vertaling vond: de verschillende gedaanten van een arts.”
Avondmaal
Op een kaart achter in het boek staan de vele plaatsen weergegeven waar Pibo zijn sporen heeft getrokken. Ik noem alleen nog het dorp Werkhoven, waar hij in 1594 door de Staten wordt aangesteld als eerste gereformeerde predikant. Pibo krijgt te maken met een stevige oppositie: de meeste kerkgangers willen vasthouden aan de aloude katholieke gebeden en gebruiken en moeten niets hebben van al die protestantse nieuwlichterij. Als de dominee-kameleon voor het eerst het avondmaal bedient „volgens de gereformeerde religie”, schuift er niemand bij hem aan tafel. Om in elk geval met iemand het brood te delen, spoort hij koster Huybrecht Henricxzoon krachtig aan. Deze weigert resoluut, tot grote frustratie van Pibo. Als je het brood niet wilt eten, bijt hij de koster toe, gooi het dan maar onder de tafel, wie kan het zien?
De ontsporing biedt nieuwe conflictstof: binnen enkele maanden tijd kan Pibo op zoek naar de zoveelste geestelijk akker. Wel blijft hij in de provincie Utrecht, waar hij, dankzij het daar heersende mild-reformatorische klimaat, zijn stek vindt, schrijft Abels.
Ik heb respect voor het doorzettingsvermogen van dr. Abels. Meer dan 25 jaar lang speurde hij in archieven en bibliotheken om maar een glimp van deze ”evenwichtskunstenaar tussen Rome en Reformatie”, op te vangen. Zijn boek is een fraaie proeve van nauwgezet en vooral van volhardend archiefonderzoek in binnen- en buitenland. En wie nog op zoek is naar een thema voor een historische roman, het materiaal ligt er.