De oer-DAF heeft zeven streepjes voor
Titel:
”DAF 7-strepers, de oer-DAF-trucks 1949-1955”
Auteur: Hans Stoovelaar
Uitgeverij: Aprilis, Zaltbommel; 2003
ISBN 90 599 4003 2
Pagina’s: 168 blz., ca. 250 foto’s en tekeningen; € 29,50. In 1950 opende DAF een nieuwe fabriek voor vrachtwagens. Het jaar daarvoor zijn al honderden trucks gebouwd in de oude aanhangwagenfabriek van het familiebedrijf. De eerste DAF’s hebben meteen een frontstuurmodel. Of, zoals de Amerikanen zeggen: ”Cab over engin”: cabine over de motor. Beeldbepalend zijn de zeven horizontale strepen aan de voorkant. Een ”zevenstreper” is nu een begrip bij liefhebbers van oude auto’s.
In september 1949 rolde de allereerste DAF-truck van de band. Deze A50 -chassisnummer 001-A50- is voor de Brabantse Destructor te Son. De 5-tonner mocht dan wel een Nederlandse naam hebben, puur Hollands was hij niet. Van Doorne haalde alleen het chassis, de radiateur, de banden en wat kleinigheden van eigen bodem of uit eigen fabriek. De rest kwam rechtstreeks uit Amerika. Dat mocht de pret niet drukken: de auto’s gingen als de bekende broodjes over de toonbank. Voor het nu luttele bedrag van 10.750 gulden verwisselde menig A50 van eigenaar. Die dan overigens niet direct op pad kon. De Eindhovense fabrikant leverde voor dat geld een rijklaar chassis, zonder cabine en zonder reserveband. Tegen een meerprijs van 1400 gulden stond er een cabine op de DAF.
Overigens was het leveren van alleen een chassis met motor, stoel en stuur niet vreemd in die dagen. Op de wereldpremière van de DAF-trucks, op de Salon van Brussel begin januari 1950, stonden drie A50-types in de stand te pronken. Inderdaad: chassis, motor en stoel. Niet meer, niet minder. Op de BedrijfsautoRai in maart dat jaar deed DAF het nog eens dunnetjes over. De firma pakte uit met allerlei types van de nieuwe trucks. Het Nederlandse publiek kon uitgebreid kennismaken, ondernemers konden vergelijken.
De truck sloeg aan. Al in oktober 1950 reed de duizendste van het fabrieksterrein af. De tienduizendste volgde in mei 1955. Van melkboer tot brandweerman: voor elk had DAF wat wils. Ook het leger deed mee. Defensie plaatste grote orders.
Hans Stoovelaar schrijft in zijn boek ”DAF 7-strepers” dat de relatie tussen DAF en Defensie altijd innig is geweest. Al voor de Tweede Wereldoorlog bouwden de Eindhovense gebroeders pantserwagenproto’s en vervoermiddelen in legergroen. Als bijna logisch vervolg daarop bedachten de broers in genoemde oorlog een concept voor een truck, dat echter na de bevrijding even in de koelkast verdween. Er was gebrek aan alles, dus ook aan bouw- en constructiemateriaal. Begin jaren vijftig ging alles echter naar wens.
De allereerste DAF’s dankten hun naam aan de zeven strepen op de grille. Standaard leverde de fabrikant zeven verchroomde strips. De vijfde en de zesde (van bovenaf gerekend) waren aan beide kanten 5 centimeter langer. Strip vier en strip zeven konden met extra strips verlengd worden tot onder en boven de koplampen. Omdat niet ieder carrosseriebouwer dit DAF-idee overnam, ontstond een grote diversiteit aan 7-strepers.
Chauvinisme
Stoovelaar zet het allemaal op een rijtje. Zijn boek over de 7-strepers is deel 2 in een serie over DAF-trucks. Het eerste behandelt de 2600. Het boek is vlot geschreven, uitgebreid gedocumenteerd en rijk voorzien van foto’s. Al lezend -of is het bladerend?- raakt de lezer onder de indruk van de prestatie die in Eindhoven is geleverd. En nog dagelijks geleverd wordt. Daarbij komt natuurlijk enig chauvinisme om de grille kijken. De naoorlogse slogan ”Koopt Nederlandse waar dan helpen wij elkaar” heeft ongetwijfeld zijn weerslag gehad op de verkoopsuccessen van DAF. Maar de strekking van Stoovelaars boek is: „Alleen een goede slogan houdt je niet overeind. De 7-streper was gewoon een goed en bijzonder product.” Dat geldt eigenlijk ook voor het boek.