„Misschien is het altijd wel een zooitje geweest in de politiek en een achterbaks gedoe.” Dat vertrouwde iemand toe aan dr. Claartje Brons tijdens haar promotieonderzoek naar politieke onvrede. Die onvrede is er in elk geval altijd geweest. Nieuw is dat de voortschrijdende emancipatie en het gelijkheidsdenken steeds meer hun invloed doen gelden.
Over de democratie als zodanig zijn verreweg de meeste burgers best te spreken, stelt Brons (33) in haar proefschrift ”Political discontent in the Netherlands in the first decade of the 21th century”, waarop de ambtenaar bij het ministerie van Binnenlandse Zaken begin deze maand promoveerde.
Over politieke instituties en politici in het algemeen is een behoorlijk deel van de burgers (tussen de 30 en de 50 procent) ontevreden, maar die percentages zijn de afgelopen veertig jaar redelijk stabiel gebleven. Hun beeld van een vermeende geprivilegieerde politieke elite is „hardnekkig.” Een van de mensen die ze voor haar proefschrift interviewde, illustreerde zijn visie op Den Haag als volgt: „Er zit daar een soort rijkelui die heel rijk zijn en die bepalen wat wij wel en niet moeten doen.”
Van een groeiende onvrede over de politiek lijkt dus geen sprake te zijn. Wel meent inmiddels vrijwel iedereen dat politici tegen beter weten in meer beloven dan ze waarmaken.
Wat sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw sterk wisselt, is de onvrede over regeringen en regeringsleiders (zie grafiek). „Je ziet een enorme piek in 2003”, signaleert Brons. „Dat was de woelige tijd na de opkomst van en de politieke moord op Fortuyn en tijdens het conflictueuze eerste kabinet-Balkenende.”
Ontevreden burgers lijken in veel opzichten op tevreden kiezers, zegt de kersverse doctor. „Ze keren zich niet massaal af van de politiek, maar stemmen meestal wel bij verkiezingen. Ze switchen vaak van partij en deinzen ervoor terug om al te actief te worden in de politiek.”
Hun cynisme zet hen wel geregeld aan tot een tegenstem bij verkiezingen. Tegen een links of een rechts blok. Of om te voorkomen dat een bepaalde partij of bepaalde persoon te veel te zeggen krijgt.
Een sterke relatie tussen politieke onvrede en specifiek stemgedrag is er niet, ontdekte Brons. Weliswaar stemmen tegenwoordig meer mensen op zogenoemde protestpartijen als de PVV, maar dat doen ze bepaald niet alleen uit onvrede. Velen voeren andere redenen aan, zoals opvoeding of de wens om strategisch te stemmen.
Morele blik
Aan meer directe democratie (zoals een referendum) hebben ontevreden burgers geen behoefte. „Ze kijken vooral met een morele blik naar politieke ambtsdragers”, ontdekte Brons. „Ze verwachten dat politici in alle opzichten het goede voorbeeld geven. Dat ze zich fatsoenlijk en hoffelijk gedragen en open en eerlijk met burgers communiceren.”
Burgers verlangen naar invoelende, betrouwbare en resultaatboekende politieke autoriteiten en naar deugden in de politiek. Gezagsdragers „zouden zich bijvoorbeeld moeten bekommeren om een rechtvaardige en eerlijke samenleving, waarin gelijke behandeling en het algemeen belang vooropstaan.”
In de inmiddels geseculariseerde samenleving, concludeert Brons, „verwachten mensen van politici dat zij zich gedragen als moderne heiligen.”
Tegelijkertijd leiden de voortschrijdende emancipatie en het gelijkheidsdenken volgens de promovenda tot een andere opstelling richting autoriteiten: zij moeten net zo worden behandeld als gewone burgers. „Juist omdat politici besluiten nemen die alle burgers aangaan, omdat ze wetten maken waarvan iedereen de consequenties voelt en omdat ze met belastinggeld worden betaald, worden privileges en misstappen niet getolereerd en geaccepteerd.”
Daar zit een spanningsveld in, erkent Brons. „Dat politici enerzijds heiligen moeten zijn en anderzijds gewoon, is dubbel. Maar dat is toch hoe veel mensen ertegen aankijken.” Kiezers realiseren zich wel, merkte ze, dat politieke ambtsdragers het niet gemakkelijk hebben. „Ze maken lange dagen en hebben een zware taak.”
Ethische opvattingen
Brons vraagt zich af of politici de ethische opvattingen van burgers over hun ambt kennen en daar rekening mee houden. „Ze zouden zich continu bewust moeten zijn van de hoge morele standaard die kiezers voor hen hanteren”, meent ze.
Het is „een bittere noodzaak” dat politieke ambtsdragers en politieke partijen daarover met elkaar in gesprek gaan. „Alleen al omdat de bestaande politieke onvrede van burgers door een steeds bonter gezelschap buitengewoon krachtig onder de aandacht wordt gebracht.”
Als politici erin slagen het beeld van een geprivilegieerde elite te ontkrachten, kan dat het aanzien van het politieke ambt en hun band met de kiezers ook ten goede komen.
Ze zouden vaker de „morele dimensie” van hun werk moeten benadrukken, adviseert Brons. „Bijvoorbeeld door in hun doen en laten de waarden en deugden die voor hen belangrijk zijn, te laten doorklinken.”
Dat vraagt wel om een ander type communicatie. Minder technocratisch. „Politici moeten steeds weer uitleggen waarom hun besluit of optreden redelijk, eerlijk en rechtvaardig is. En vertellen over de dilemma’s waarmee ze te maken hebben.”
De opiniepagina’s van kranten bieden tegenwoordig volop ruimte voor persoonlijke reflectie, stelt Brons. „Burgers ventileren daar volop hun onvrede.” Aan politici biedt dat de kans om ook hún verhaal door te geven.
Politieke ambtsdragers kunnen daarnaast meer aandacht besteden aan de ethiek van hun beroepsgroep. „Ze zouden meer dan nu gebeurt hun eigen positie en de daarbijbehorende privileges onder de loep moeten nemen. Is modernisering van hun positie nodig?”
Als derde optie geeft Brons politici mee dat ze de code voor goed openbaar bestuur verder kunnen uitwerken in integriteitsbeleid en een gedragscode voor politieke ambtsdragers. „Daarmee laten ze burgers zien hoe ze tegemoetkomen aan de vereisten van behoorlijk bestuur.”
Verstokte zuurpruimen
Brons vindt het een „terechte vraag” in hoeverre politici op hun beurt tevreden kunnen zijn met hun kiezers. Brengen die het verschuldigde respect op jegens ambtsdragers en gedragen die zich als verantwoordelijke burgers die hun plichten kennen en naar vermogen bijdragen aan de samenleving?
De mensen die Brons voor haar onderzoek sprak, voelen het veelal als hun plicht bij verkiezingen te stemmen. Ook op andere manieren gaven ze blijk van maatschappelijke betrokkenheid, bijvoorbeeld via een vakbond. „Daar zit veel variatie in.”
Zoals de meeste politici geen notoire schuinsmarcheerders of zelfverrijkers zijn, concludeert Brons, „zijn ontevreden burgers doorgaans ook geen verstokte zuurpruimen die al hun persoonlijke teleurstellingen op de politiek projecteren.”
Uitspraken ontevreden burgers
Ontevredenheid over politici
„Politiek is een toneelstuk. En de meesten zijn zakkenvullers. Zoals Marcel van Dam en nog meer van die jongens he. Meneer Kok. Grote mond dat ze zogenaamd voor de arbeiders zijn, maar als puntje bij paaltje komt, dan zijn hun zakken zo groot, en daar past heel wat in.”
„Als ik die kop van Rutte zie, word ik al misselijk. Alleen zijn uiterlijk al.”
Ontevredenheid over het doen en laten van politici
„Ik begrijp trouwens ook niet dat ze in de regering gaan zitten. Dat levert maar 120.000 euro per jaar op. Er zijn veel lucratievere baantjes. Wat denk je van de Partij van de Arbeid. Bos. Nou, heb het leuk gedaan. Wat denk je van Femke Halsema? Ze had al een baantje in de universiteit voor drie dagen voor een paar ton.”
„Politici zouden niet zulke stomme dingen moeten zeggen over de minima. Hun zitten lekker op het pluche. Ze zijn niet van deze wereld. Ik wil nog zien als hij van 900 euro rond moet komen. Redt hij echt niet hoor. Die van de VVD. Ze hebben geen flauw idee. En dat is logisch als je jaren achter elkaar dik 120.000 euro verdient. Dan weet je toch niet meer hoe de gewone man leeft?”
Ontevredenheid over het partijsysteem
„Alle politieke partijen deugen geen van alle natuurlijk.”
„Nu is er weer een partij bij. De Ouderenpartij. Ik denk weleens: Hoeveel tijd brengen ze nou in de Kamer zoet met. Als ze een onderwerp hebben en er moet over gediscussieerd worden, dan moet iedere partij haar zegje hebben. Ik heb het weleens uitgerekend. Als je nou vier partijen hebt en ieder krijgt een kwartier, dan zit je op een uur. Maar als je twintig partijen hebt, dan ben je wel een halve dag bezig en ben je nog geen stap verder.”
„Ik kom uit een ontstellend rood nest. Dat vormt je ook, hè? Ik weet ook niet anders of er werd op die manier over gesproken. De recalcitrantie zit ook in mij. Er hoeft ook maar iets boven mij te staan of die is gigantisch aan de beurt. Partij van de Arbeid was het. VVD dat waren de kakkers. De rijkelui. Ik weet niet anders of dat mijn ouders daartegen aanschopten. Dat altijd de kleine man werd gepakt. Nog steeds.”
Ontevredenheid over het beleid
„Het zijn allemaal zulke onrechtvaardige maatregelen die er zijn. Wat er allemaal duurder wordt en hoe meer je verdient hoe meer je omhooggaat. En alles ten koste van de oude mensen, die ervoor gezorgd hebben dat jij het goed hebt.”
„Ik wil me niet nog kwaaier maken. Ik ben als een ooievaar die zijn kop in het zand steekt. Ik wil het niet meer allemaal weten wat er allemaal gebeurt. Het zijn allemaal zulke onrechtvaardige maatregelen die er zijn... Ik ben juist niet meer kritisch. Ik ben nu juist helemaal gedemotiveerd.”
Citaten afkomstig uit ”Political discontent in the Netherlands in the first decade of the 21st century”s