De vraag of mannen mogen huilen
Hardlopen in het Prattenburgse Bos bracht hem van het rechte pad af. „Ik verdwaalde, maar kwam gelukkig de koster van de Sionskerk tegen. Loopt u maar achter mij aan, zei hij, dan zal ik zondag weer voor u uitlopen.” Herinneringen van ds. P. Vermaat, bij zijn emeritaat.
Beethovens karakteristieke kop prijkt op de piano, de kast is gevuld met geschiedenis en literatuur. Leesprogramma voor de komende weken: de biografie over Guido Gezelle van Michel van der Plas en de ”Reis van de voorganger” van de Zweedse auteur Per Olov Enquist. Ds. Vermaat nam recent afscheid van hervormd Scheveningen, zijn laatste gemeente. Sinds kort woont hij aan de Thorbeckesingel in Veenendaal. Hij kijkt uit op het bos rond De Prattenburg.
Acht kinderen telt het gezin waarin ds. P. Vermaat (1939) opgroeit. Zijn moeder stamt uit een familie van Rotterdamse zakenlieden. Ook de jonge Vermaat wordt getest voor het zakenleven. Uitslag van het onderzoek: deze jongen kan beter dominee worden.
Als kind maakte Vermaat de strijd van zijn vader tegen de horizontalisering van de gemeente en tegen het zingen van gezangen in de eredienst mee. Vader Vermaat richtte in Barendrecht een hervormd-gereformeerde evangelisatie op (inmiddels is dit een zelfstandige gemeente).
Ds. Vermaat is het met zijn vader eens: in de eredienst horen de psalmen. „Niet dat gezangen niet mooi zijn, ik ben een groot liefhebber van het geestelijk lied. Thuis hadden we Worp naast Johannes de Heer op het harmonium staan. En niet voor niets heb ik mijn ambtelijke loopbaan na een woorddienst op zondag met een zangdienst op vrijdagavond beëindigd.”
Ds. Vermaat werkte mee aan tal van kooruitvoeringen. Bij zijn afscheid van Scheveningen werd tot zijn verrassing een cd, ”Wandelen aan zee”, gepresenteerd.
In de aanloop naar het ambt speelden enkele ontmoetingen een rol. Als middelbare scholier ontmoette ds. Vermaat ene Daniël Schaap, die tegen hem zei: ik zie jou dominee worden. „Deze man werd op 33-jarige leeftijd weggenomen, zijn vrouw en zes kinderen achterlatend. Mijn vader, we hadden thuis een zaak, zei: zou jij naar de begrafenis willen gaan? De Heere heeft deze ontmoeting willen gebruiken.”
Er volgden twee jaar op kamers in een christelijke gereformeerde pastorie, Alphen aan den Rijn. „Toen heb ik gezien wat het werken in Gods Koninkrijk betekent. Het vraagt persoonlijke offers, stempelt je leven. Deze twee jaren waren een volgend middel in Gods hand om mijn leven in een ander licht te gaan zien. Wat is het belangrijkste in het leven?”
„Zeer genoten” heeft ds. Vermaat van zijn studie theologie in Utrecht: van de vriendschappen, van het bestuurswerk voor de studentenverenigingen Voetius en CSFR, van de colleges van Van Unnik, Van Ruler en Quispel. „Van Unnik bijvoorbeeld was een vermaard nieuwtestamenticus. Hij schaamde zich niet voor het Evangelie. Ik heb meegemaakt dat hij het laatste college voor Kerst besloot met de woorden: „Mijne heren, ik wens u allen gezegende kerstdagen toe.” Toen sommigen begonnen te lachen, kwam hij terug. „Weet u waar onze kerk kapot aan gaat?”, zei hij. „Aan mensen die niet meer met hun hart geloven, maar alles met hun verstand klaarmaken.””
Een promotieonderzoek bij prof. dr. S. van der Linde, over de piëtist J. Hoornbeeck, is er niet meer van gekomen. Wel blijft ds. Vermaat de werken van Hoornbeeck verzamelen.
Ooltgensplaat werd de eerste gemeente waaraan ds. Vermaat zich in 1965 verbond. „Het kon gebeuren dat, als je ergens zomaar binnenviel, je iemand aantrof die in de oude schrijvers las. Een eenvoudige landarbeider, maar zo geestelijk, dat ik dacht: deze man weet veel meer dan ik met heel mijn studie theologie.”
Na Ooltgensplaat volgden Vlaardingen (1969), Veenendaal (1978), Maassluis (1986) en Scheveningen (1997). „In Vlaardingen kwam je in de brede hervormde kerk, waar een predikantsplaats van de Gereformeerde Bond op de tocht stond. Daar kwam de geur van ”strijdbare bonder” om mij heen te hangen. Al voordat ik er kwam, kreeg ik te horen: „U moet hier niet komen.” Toch is de gemeente opgebloeid, zodat er een tweede bondsplaats mocht komen. De setting was woelig, maar ik kijk terug op een zegenrijke tijd.”
Uit de Vlaardingse tijd dateert ook ds. Vermaats eerste reis naar Israël. Sindsdien gaat hij elke twee jaar met een groep gemeenteleden op bijbelstudiereis naar het Heilige Land. „De eerste keer ging ik samen met mijn vrouw en met mensen uit de kring van Het Zoeklicht. Ik heb er goede contacten in evangelische kring aan over gehouden. Er zijn dingen waar ik het niet mee eens ben, zoals de visie op het duizendjarig rijk. Maar het oprechte geloof in Christus verbindt. En van het letten op de tekenen van de tijd kunnen we veel leren. Elke schriftlezing eindig ik zondags met een vers uit Openbaring 1: „Zalig zijn zij, die de woorden van deze profetie horen en die ook bewaren, want de tijd is nabij.” Daarom kom ik niet meer in de kerk bij u, zei iemand een keer. „U zegt altijd maar: de tijd is nabij.” Een paar weken later, toen hij op de intensive care lag, herriep hij bewogen zijn opmerking.”
De tijd is nabij - de vier woorden vormen een rode draad in de ambtelijke loopbaan van ds. Vermaat. Meer dan 940 keer stond hij aan de groeve. Van alle rouwdiensten heeft hij gegevens, tekst en liturgie bewaard. Ds. Vermaat schreef erover in zijn boeken ”Liever toch bezoek. Over sterven en rouwverwerking” en ”Nooit meer blij? Woorden van troost voor wie achterbleef”. Een directe, verhalende stijl en een pastorale toon kenmerken zijn pennenvruchten, schreef de RD-recensent destijds. „Ds. Vermaat schrijft toegankelijk en geeft duidelijke voorbeelden en praktische raad.”
Taboes probeerde hij te doorbreken, zoals de opvatting dat mannen niet (horen te) huilen. „Ik maak regelmatig mee dat mannen, terwijl een geliefde nog boven de aarde staat, zeggen: „Ik kom nu niet in de kerk, want ik weet niet of ik me goed kan houden.” Ik zeg dan altijd: „Maar wat zingen we dan in Psalm 42? „Ik heb mijn tranen onder het klagen.” Emoties mogen ook in de kerkdienst een plaats krijgen. In reformatorische kring is er meer oog gekomen voor de diverse aspecten van sterven en verdriet.
Het waren moeilijke en gevoelige thema’s die ik aansneed, ik heb er veel respons op gekregen. Mensen stuurden me een brief: Dominee, door uw boeken zijn we pas na tien jaar openlijk gaan praten over een geval van zelfmoord in de familie.”
Ds. Vermaat vindt het belangrijk als predikant betrokken te zijn bij goed protestants-christelijk onderwijs. Meer dan 25 jaar zit hij intussen in het bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). „Ik hoop op een versterking van het orthodoxe hogere onderwijs, op een verdere samenwerking ook van hogeschool de Driestar, de CHE en de Gereformeerde Hogeschool Zwolle. Het aantal jongeren uit onze kring dat deze scholen bezoekt, kan verdubbelen, daar ben ik van overtuigd. Veel verpleegkundigen gaan naar een niet-christelijke opleiding, dat is erg jammer. Ook hebben we nog geen christelijke heao en andere opleidingen. Laten we de krachten bundelen.”