Cultuur & boeken

Louise Fresco: levenslang leren

Louise Fresco doet alles tegelijk: boeken en columns schrijven, college geven, een universiteit besturen, vergaderen met de machtigste mensen van het land, documentaires maken, de wereld bereizen. Haar motto: „Je moet niet bang zijn iets nieuws te leren. Nog elke dag vraag ik me af: Wat heb ik vandaag geleerd?”

Enny de Bruijn
24 October 2014 21:00Gewijzigd op 15 November 2020 13:51
Louise Fresco. beeld Niek Stam
Louise Fresco. beeld Niek Stam

Ze staat sinds jaren te boek als een van de machtigste vrouwen van Nederland, Louise Fresco. Hoog­leraar, schrijfster, bestuurder – en daarmee is nog lang niet alles gezegd. Haar indrukwekkende lijst van huidige en voormalige nevenfuncties is te lang om op te noemen. In het rijtje staan bijvoorbeeld de Sociaal-Economische Raad, de Rabobank, Shell, Unilever, het Concertgebouworkest.

Bij het brede publiek werd ze vooral bekend met haar boek ”Hamburgers in het paradijs. Voedsel in tijden van schaarste en overvloed” (2012) en de aansluitende televisie­serie Fresco’s Paradijs. Daarin vertelt ze over de geschiedenis en de toekomst van landbouw en voedsel, en ze pleit voor duurzaamheid en een verantwoordelijk beheer van de aarde.

Verantwoordelijkheid is ook een van de kernwoorden in haar nieuwe boek, ”Kruisbestuiving. Over kennis, kunst en het leven”, waarin ze afrekent met alle gemakzucht en luiheid. Niks zesjescultuur of leuk en lekker leven, er moet hard gewerkt en veel geleerd worden. Studeren is belangrijk, maar ook romans lezen, schilderijen bekijken, naar muziek luisteren, debatten voeren. Kunst en wetenschap verbinden, daar gaat het Fresco om, want kennis vergaren op de vierkante millimeter is goed, maar die kennis in een breder kader zetten is beter. Dan pas ontwikkel je je als mens.

Duizenden pagina’s tekst schrijven, in tientallen besturen zitten, reizen door zestig landen – hoe dóét u dat allemaal?

„Wat mij drijft is iets inhoudelijks. Als ik in mijn leven blikjes frisdrank had moeten verkopen, had ik minder gekund. Ik ben me er elke dag van bewust hoe bevoorrecht ik ben dat ik hier in Nederland geboren ben en niet in de achterbuurten van Calcutta. Ik ben iemand die snel kan werken, en ik kan veel tegelijk. Vandaag heb ik vier kleine filmpjes opgenomen, ik heb twee interviews, en straks nog twee optredens. Dan moet je goed kunnen schakelen.”

Alles zien, alles doen, alles weten, schrijft u in uw nieuwe boek.

„Ja, ik wil niks missen. Het leven is kort, je moet er wat van maken. Dat wil niet zeggen dat ik niet weet dat er in sommige mensenlevens heel veel belemmeringen kunnen zijn, en ook niet dat het alleen maar op mijn manier kan. Ik heb geen gezin, maar iemand die als moeder vier kinderen verzorgt, heeft een even zware taak. Het gaat erom dat je probeert iets zinvols van je leven te maken.”

En als dat niet lukt?

„Je kunt je idealen aanpassen. Als we 45 zijn, vragen we ons onvermijdelijk af: Wat heb ik eigenlijk gedaan met mijn leven? En dan stellen we de idealen uit onze jeugd bij. Toch blijft staan dat we allemaal iets willen wat de dag overstijgt, wat ons leven betekenis geeft.”

U typeert de juiste levenshouding als 
”lernen”. Wat bedoelt u daarmee?

„Nooit ophouden met studeren en commentaar geven. ”Lernen” is een oud Joods begrip, het staat voor de traditie van het bestuderen van teksten, zoals de Bijbel en alle commentaren daarop. Je treedt in dialoog met de mensen voor en na jou, je bent bereid om te luisteren, te leren. Dat is het belangrijkste wat ons als mensen van andere levende wezens onderscheidt: de capaciteit om te lernen. De mensheid maakt fouten, en daardoor gaat er van alles verkeerd, maar we kunnen altijd weer proberen de dingen beter te gaan doen.”

Heeft die verwijzing naar de Joodse traditie iets te maken met uw eigen achtergrond?

„Dat ik de mens zie als iemand die moet leren, en moet blijven leren, heeft wel wat te maken met de breed-humanistische traditie die ik van huis uit heb meegekregen. Maar ik wil het breder zien. In veel religies is het omgaan met teksten en commentaren heel belangrijk. ”

Is wetenschap voor u de weg naar alle antwoorden?

„Studie en religie zijn vanouds verbonden, net als wetenschap en kunst. Juist door die verbinding kunnen wij betekenis geven aan de dingen. Waar het mij om gaat, is dat je vanuit verschillende invalshoeken kunt zoeken naar de waarheid, en dat je respect hebt voor de verschillende waarheden die dat oplevert.”

Maar wetenschap weegt zwaarder dan religie?

„Dat hoeft niet. Ik denk dat je ze naast elkaar kunt laten staan. Er zijn grote vragen die de wetenschap niet kan beantwoorden: Waarom zijn wij er, waar gaan we heen, welke betekenis heeft ons leven? Voor jezelf kun je altijd je eigen leidraad kiezen, en daarbij kun je religie op de voorgrond zetten. Als je maar binnen de grenzen van de rechten van de mens blijft. Je kunt niet de wet overtreden met een beroep op religie.”

Religie is dus voor u iets individueels, waarop je in de samenleving geen beroep kunt doen.

„Wat mensen en samenlevingen en groepen beweegt, is het delen van zingeving. Op basis daarvan kunnen wij als groep met elkaar afspreken dat we ons aan bepaalde wetten houden.”

Bestaat er dan nog een absolute standaard van goed en kwaad?

„Die bestaat zeker, en die zit ook in de meeste religies verweven. Je mag elkaar niet het hoofd inslaan, je moet respect voor elkaar hebben, dat soort dingen. Maar je mag niet met een beroep op de Koran of op de Bijbel vrouwen onderdrukken. En je kunt niet volhouden dat ”oog om oog en tand om tand” de beste manier is om conflicten op te lossen. Bij zulke discussies gaat het trouwens niet om de religieuze tekst op zichzelf, maar om de interpretatie daarvan. De Koran en de Bijbel beschouw ik als boeken vol tegenstrijdigheden, niet voor niets bestaat er een lange traditie van uitleg en commentaar.”

Toch geldt dan nog steeds dat de ene waarheid beter is dan de andere.

„De wetenschap biedt toetsbare waarheid. Maar daarnaast geven mensen natuurlijk ook als individu hun eigen interpretatie van die waarheid. Dat is vooral een persoonlijk besluit.”

U wilt studenten weer grote verhalen meegeven. Welke verhalen zijn dat?

„Het belangrijkste vind ik dat we meerdere verhalen vertellen, vanuit verschillende invalshoeken. Houd alles open, zet verhalen naast elkaar en kijk naar alles wat er in religie en wetenschap bestaat.”

Dat sluit écht geloven toch uit? Als je gelooft dat iets de waarheid is, is alles wat daarmee strijdt niet waar.

„Ik denk dat dat een foute opvatting van waarheid is. Waarom zou je je bedreigd moeten voelen door de waarheid van de ander? Als je maar één verhaal kent, ken je eigenlijk geen verhaal. Dan kun je niet kiezen. Je maakt jonge mensen rijper door hun alle mogelijkheden te laten zien.”

Heb je dan nog wel een eigen identiteit?

„Je identiteit wordt juist sterker als je weet waar je staat, als je je eigen opvattingen kunt vergelijken met die van andere mensen. Angst voor andere invloeden werkt verzwakkend. Wat dat betreft hebben we veel aan de verlichting te danken, we hebben geleerd ons te verzetten tegen de automatische waarheid van systemen – waar talrijke groepen het slachtoffer van geworden zijn. Denk aan de heksenvervolging, de Jodenvervolging. We hebben ontdekt dat we ook zelf, individueel, zonder vooroordelen, naar waarheid kunnen zoeken.”

Dat is ook een geloof.

„Nee, geen geloof, het heeft niets met God te maken. Ik zou liever het woord overtuiging gebruiken. Ik denk dat wij mensen van nature heel intolerant zijn tegenover anderen die niet tot de groep behoren. Dat is een biologische kracht, die alles te maken heeft met de strijd om voedsel: samenwerken binnen je eigen groep, en geweld gebruiken tegen mensen die daar niet bij horen. Wij hebben die kracht aan banden gelegd, maar dat wil niet zeggen dat die niet meer bestaat en dat we ons daar niet van bewust moeten zijn.”

Uw verhaal steunt op ideeën en uitgangspunten die gelovigen niet delen. Hoe kunnen we dan toch serieus in gesprek zijn?

„Daar ben ik optimistisch over. We leren allemaal steeds beter hoe we onze verhalen op elkaar moeten afstemmen. Ook religies groeien mee met hun tijd.”

U lijkt een ongeneeslijke optimist.

„Dat is me vaak gezegd. Ik vind pessimisme een luxe die we ons niet kunnen veroor­loven. Het heeft geen zin om alleen maar te roepen dat het vroeger beter was, of om te zeuren over de huidige ontwikkelingen. Je moet ook kijken wat goed gaat, en hoe het beter kan in de wereld. De laatste decennia is er juist veel verbeterd in het lot van de mensheid, de honger in de wereld is bijvoorbeeld behoorlijk teruggedrongen.”

En de negatieve ontwikkelingen dan?

„Natuurlijk zie ik ook dat we moeten leren omgaan met de digitalisering, dat we te veel eten en te zwaar worden, dat we op het gebied van landschap en milieu veel kapotgemaakt hebben. Maar je moet zulke dingen op de lange termijn bekijken. Onze reacties zijn altijd gericht geweest op schaarste, en nu is er ineens overvloed. Logisch dat we zo in de war raken dat we het immateriële vergeten. Het vraagt tijd om aan de ontwikkelingen te wennen. Dat we fouten maken is niet erg, het gaat erom dat we van onze fouten leren.”

Als u zelf een samenleving zou moeten besturen, hoe zou u dat dan doen?

„Ik ben iemand van de langetermijnvisie, en van de dialoog met de samenleving. Of je nu een dorp, een universiteit of een land moet besturen, het grootste gevaar is altijd dat je je isoleert van wat de mensen zelf denken en willen. Goed luisteren staat voorop. En daarna beslissingen nemen – want ik kan hier tenslotte niet de hele dag zitten luisteren, ik moet ook een stapel contracten tekenen.”

U eindigt uw boek met een pleidooi voor liefde.

„Ja, vind je dat niet mooi? Met liefde bedoel ik niet zozeer de relatie met een ander mens, maar de grondtoon van je leven, je houding. Voor mij heeft dat te maken met respect, tolerantie, begrip tonen voor de ander.”

Lukt het u om elke dag zo te leven?

„Dat is een voortdurende strijd. Niet te druk zijn, niet geïrriteerd raken, werkelijke aandacht voor mensen blijven opbrengen. Maar ik vind het wél heel belangrijk dat je het grote en het kleine verbindt. In mijn geval: dat ik niet alleen maar grote visioenen heb over duurzaamheid en voedsel en hoe de wereld in elkaar zou moeten zitten, maar dat ik zelf ook zo leef, hoe moeilijk dat ook is.”

Wat betekent dat in de praktijk?

„Geen auto hebben –ik doe zo veel mogelijk op een roestige fiets van 25 jaar oud–, vuilnis scheiden, sokken stoppen, knopen aannaaien. En zo weinig mogelijk vlees eten, in elk geval thuis. Maar als ik in Afrika ben en mensen slachten hun laatste kip, dan weiger ik dat vlees natuurlijk niet.”


Levensloop Louise O. Fresco

Prof. dr. ir. Louise O. Fresco (1952) werd na een carrière bij de Verenigde Naties en Wageningen University benoemd tot universiteitshoogleraar in Amsterdam. Afgelopen zomer trad ze aan als voorzitter van de raad van bestuur van Wageningen University. Daarnaast is ze lid van talrijke organen, besturen en commissies. Ze schrijft een tweewekelijkse column in NRC Handelsblad en ze publiceerde drie romans en diverse populair-wetenschappelijke boeken over voedsel, landbouw en duurzaamheid, waaronder ”Hamburgers in het paradijs” (2012). Deze maand verscheen haar nieuwe boek ”Kruisbestuiving. Over kennis, kunst en het leven”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer