Britse taferelen op het Binnenhof
Het beroemde Britse vragenuurtje trekt mensen aan, maar stoot ze ook af. Soms ontaardt het immers in een straatgevecht. Maar meestal vindt het publiek het een aantrekkelijk spektakel.
Prime Minister’s Questions (PMQ) is bedoeld om de regering ter verantwoording te roepen, vertelt dr. Rodney Barker, emeritus hoogleraar politiek en retoriek aan de London School of Economics (LSE). „Het geeft elke week de ruimte om de regering te ondervragen. Heeft de minister van Financiën iets twijfelachtigs geroepen, dan krijgt de premier de kans om de geloofwaardigheid van de regering te herstellen.”
Is de premier dan woordvoerder op alle beleidsterreinen?
„Ja, hij wordt geacht de leiding te hebben.”
De premier geeft op specifieke vragen nogal eens een algemeen politiek antwoord. Kun je dat beschouwen als verantwoording afleggen?
„Toch wel. Het parlementslid kan een vraag vooraf schriftelijk aanmelden, wat een grotere kans geeft dat er een gedetailleerd antwoord komt.
Het vragenuurtje is er ook om het beleid van de regering te presenteren en in het zonnetje te zetten. De premier doet dat door het af te zetten tegen de regering van de andere partij.”
PMQ heeft iets van een spektakel.
„Het is theater, zonder meer. Maar theater kan een manier zijn om een boodschap over te brengen. De harde confrontatie tussen partijen stimuleert ook publieke belangstelling. Dat is gezond in een democratie.
Denk even terug aan het Schotse referendum over onafhankelijkheid. De scherpe tegenstelling in de campagne versterkte de interesse van de kiezer, waardoor men massaal naar de stembus ging.
Maar de andere kant is spektakel entertainment. Dat is PMQ natuurlijk ook. De een voelt zich erdoor aangetrokken, maar het stoot ook mensen af. Zeker als het een straatgevecht tussen een paar jongens is, waarin het af en toe is ontaard.”
Kun je het een permanente verkiezingscampagne noemen?
„Ja. Journalisten gebruiken het om het optreden van de leiders te beoordelen. Gordon Brown bijvoorbeeld kreeg er last van dat hij zich als premier uit het veld liet slaan door David Cameron. Dat beschadigde zijn imago.”
Kenmerk van PMQ is de hoge snelheid waarmee vragen en antwoorden elkaar afwisselen. Hoort dit erbij?
„Ja. Snelheid zorgt voor scherpte. Het is een manier om de premier te dwingen met ja of nee te antwoorden. Hoe meer tijd je een politicus geeft om te antwoorden, hoe groter de kans dat hij de vraag zal ontwijken.”
De Britse politiek kent een heftige polarisatie tussen de twee dominante partijen. Kan PMQ ook werken in de Nederlandse cultuur, die op samenwerking is ingesteld?
„PMQ bloeit inderdaad in de tegenstelling tussen regering en oppositie. Maar waarom zou je het niet in een andere politieke cultuur kunnen invoeren? Het zal daar vanzelf anders functioneren, omdat het model zich direct aanpast aan de plaatselijke gewoonten.”
Retorica in recordtempo
tekst Evert van Vlastuin
In Den Haag loopt een Kamerlid eerst naar het spreekgestoelte, neemt nog eens een slokje water en begint dan pas te spreken. Voordat hij of zij „mevrouw de voorzitter” heeft gezegd, zou het Britse parlementslid al klaar zijn. Die staat op en steekt van wal. De microfoons boven de zetels pakken het stemgeluid op.
Het vragenuurtje in het Britse Lagerhuis duurt dertig minuten en kent doorgaans zestig bijdragen van een halve minuut. De helft daarvan komt van premier Cameron, die het vragenuurtje weleens „zenuwslopend” heeft genoemd. De vragen en antwoorden wisselen elkaar in recordtempo af.
De eerste bijdrage betreft vaak het eren van gesneuvelde militairen. De woordvoerders van andere partijen sluiten zich bij die condoleances aan. Soms is dit vrijwel wekelijks.
De leider van de oppositie (Labourleider Ed Miliband) staat recht tegenover de premier, op minder dan 3 meter afstand. Hij heeft het recht meerdere vragen te stellen, om het absolute falen van de regering te bewijzen. Cameron zal proberen de oppositie te vernederen. Zijn vaste manier is te zeggen dat de situatie er onder de vorige regering (die van de oppositie dus) veel slechter voor stond en dat zijn partij het land nog net van de ondergang wist te redden.
Na de oppositieleider is er ruimte voor zo’n 25 andere parlementsleden. De premier kan hen met elk kluitje in het riet sturen, want vervolgvragen zitten er niet in. De premier kan ook niet al te precies antwoorden, want de vragen zijn meestal niet vooraf bekend. De leider moet wel op alles voorbereid zijn, wat oud-premier Blair anderhalve dag per week aan voorbereiding kostte.
De regeringsleider gebruikt elke gelegenheid om een klap naar de oppositie uit te delen. In zeldzame gevallen belooft de premier een kwestie te bekijken.
Cameron kan namens de hele regering spreken, omdat zijn bevoegdheden veel groter zijn dan die van de Nederlandse premier. De Britse premier stelt zijn regering zelf samen. Veel premiers in Londen regeren als president.
Elke bijdrage wordt vergezeld van gelach en yeah- en boegeroep, waardoor de sprekers gedwongen worden luider te gaan spreken. Vaak kan de premier zich alleen schreeuwend verstaanbaar maken. Sommige mensen noemen dit retorica op haar best, anderen vinden het beschamend. Feit is dat de interesse in het vragenuurtje (ook werelwijd) veel groter is dan voor enig ander debat in het Lagerhuis.
www.rd.nl/pmq voor video’s van het vragenuurtje in het Lagerhuis.
Vragenuur in vogelvlucht
tekst Gerard Vroegindeweij
Het mondelinge vragenrecht van Tweede Kamerleden ligt sinds 1906 vast in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Iedere vrijdag om 15.15 uur zouden Kamerleden bewindslieden mogen ondervragen. Lang niet elke vrijdag maken ze daar gebruik van.
In 1948 besluit de Tweede Kamer de mondelinge vragenbeantwoording te verschuiven van vrijdag naar donderdag. Maar ook dan zijn er lang niet elke week mondelinge vragen. Dat de Kamer wekelijks bewindspersonen op het matje roept, gebeurt sinds het begin van de jaren zeventig.
In 1984 verhuist het vragenuur naar de dinsdagmiddag; vlak na de stemmingen. Vanaf dat moment krijgen Kamerleden ook de mogelijkheid om vragen te stellen aan elkaar. Door de verschuiving naar dinsdag, de dag waarop alle Kamerleden in de grote zaal aanwezig zijn vanwege de stemmingen, krijgt het vragenuur meer politieke betekenis en meer aandacht van de pers.
De bedoeling van de verschuiving was dat Kamerleden beter konden inspelen op de actualiteit, bijvoorbeeld naar aanleiding van besluiten van de ministerraad op de vrijdag ervoor. Ook moesten er meer spetterende debatten komen. Dat laatste gebeurt echter niet. Omdat de ministers en staatssecretarissen de gestelde vragen van tevoren krijgen, is de eerste termijn meestal niet spannend. Daarom besluit de Kamervoorzitter in 1991 om niet langer de precieze vragen door te sturen naar de betrokken minister of staatssecretaris. Alleen het onderwerp waar de vragen over gaan, krijgt hij of zij van te voren te horen.
Omdat er steeds meer burgers meekijken en meeluisteren, is een vast tijdstip voor het vragenuur gewenst. Daarom houdt de Tweede Kamer sinds 1997 het vragenuur aan het begin van de vergadering, dus nog voor de regeling van werkzaamheden en de stemmingen.
Maar nog steeds is het vragenuur niet het flitsende vraag-en-antwoordspel dat de Kamer graag ziet. Vanaf 2011 start de Kamer met een nieuwe opzet. Alleen de vragensteller mag na de eerste beantwoording enkele aanvullende vragen stellen. En de bewindslieden krijgen minder spreektijd, om hen te dwingen kort en krachtig te antwoorden. Voor iedere vragenronde trekt de Kamervoorzitter ongeveer tien minuten uit, zodat er tijdens het vragenuur zes à zeven series vragen aan de orde kunnen komen.
En nog is de Kamer niet tevreden. Met enige jaloezie kijken Nederlandse politici naar het spektakel dat zich wekelijks in het Britse parlement voltrekt tussen de premier en de oppositie. In juni dit jaar aanvaardt de Kamer een motie van VVD-Kamerlid Neppérus waarin Kamervoorzitter Van Miltenburg wordt gevraagd met een voorstel te komen om wekelijks de minister-president met de fractievoorzitters te laten debatteren. Kamervoorzitter Van Miltenburg werkt momenteel aan een concreet voorstel. Dat wil ze voor het eind van dit jaar presenteren zodat het nieuwe vragenuur na het kerstreces van start kan gaan.
SP’er Van Raak wil meer spanning
tekst Gerard Vroegindeweij
In juni aanvaardde de Tweede Kamer een motie met daarin een verzoek om een spannender vragenuur. SP-Kamerlid Van Raak pleit al jaren voor een vragenuur met de premier.
Oud-PvdA-fractievoorzitter Tichelaar zei al in 2007 dat het vragenuur bijdraagt aan „scoringsdrift, vluchtigheid en gebrek aan inhoud.” Herkent u dat?
„Helemaal. Je ziet vaak Kamerleden die je niet kent vragen stellen over onderwerpen die niet interessant zijn.”
Wat is er mis met het vragenuur in de huidige vorm?
„Het is saai. Het is het eerste debat in de week. Het is de etalage van de Tweede Kamer. Het moet leuker kunnen. Nu wonen weinig Kamerleden het vragenuur bij. Dat zegt genoeg.”
Waarom zal dat veranderen als de minister-president en de fractievoorzitters eraan deelnemen?
„Als de premier en de fractievoorzitters met elkaar debatteren, is dat altijd spannender.”
In de motie staat dat het vragenuur in „aantrekkelijkheid en kracht” moet toenemen. Gaat het u niet om de inhoud?
„Die dingen sluiten elkaar niet uit. Belangrijk is dat er tijdens het vragenuur kwesties aan de orde komen die dan actueel zijn en mensen bezighouden.”
Is dat niet een beetje veel, elke week de premier in het vragenuur?
„Nee. In vergelijking met andere landen zien we onze premier niet zo vaak in het parlement.”
De Britse oud-premier Blair heeft eens gezegd dat de voorbereiding van het wekelijkse vragenuur hem anderhalve dag per week kostte. Gunt u dat onze premier ook?
„Wij hebben een premier die beter in de dossiers zit.”
De ingetogen Nederlandse politici gaan toch niet stampen en joelen na een antwoord van de premier?
„Dat klopt. Wij hebben geen schreeuw- en joelparlement. We doen het op onze manier.”
„Ik wil Britse taferelen in de Kamer”, riep een collega van u eens. Kan dat ook in Nederland coalitieland?
„Nee. Wij hebben een hele andere politieke cultuur. Maar dat het spannender kan dan nu, staat buiten kijf.”
Moet het spreekgestoelte van fractievoorzitter en premier dan ook recht tegenover elkaar komen, net als in Engeland?
„Nee. Er is destijds bewust gekozen voor een zaal waarin het spreekgestoelte voor de Kamerleden in het middelpunt staat. Dat past bij ons poldermodel. Om elke dinsdag de zaal te verbouwen, lijkt mij niet handig.”
Een premier weet toch nooit zo veel als een vakminister. Gaat de nieuwe opzet dan niet ten koste van de inhoud?
„Het is een goede manier voor de premier en voor de fractievoorzitters om in de dossiers te komen.”
Een vragenuurtje als luidruchtig straatgevecht
De Tweede Kamer kijkt met jaloerse blikken naar het mediaspektakel tijdens het wekelijkse vragenuur in het Britse parlement. Dat zouden veel Nederlandse politici ook wel willen. Maar past zo’n luidruchtig straatgevecht ook in Nederland coalitieland? Een blik naar de Britten en een blik op het Binnenhof. Het moet kunnen.