Na het h-woord volgt nu het b-woord
DEN HAAG. Nu het taboe rond de beperking van de hypotheekrenteaftrek door het huidige kabinet is geslecht, neemt ook het geroezemoes toe omtrent het belasten van de eigen woning.
Het werd vast een dolle boel, want donderdag ontving staatssecretaris Wiebes van Financiën op zijn ministerie de financieel woordvoerders van vrijwel alle fracties in de Tweede Kamer. Tegelijk!
De Poolse landdag was bedoeld om de marsroute door te nemen waarlangs Wiebes de komende tijd met de Kamer wil toewerken naar een nieuw belastingstelsel met lagere lasten op arbeid.
Inhoudelijk gesproken werd er niet. Maar in de hoofden van sommige woordvoerders zullen de woorden resoneren die econoom Itai Agur woensdag liet optekenen in de Volkskrant naar aanleiding van zijn vandaag verschenen boek ”Voorbij de heilige huisjes van de Nederlandse economie”.
Hierin tekent Agur, die werkt in Singapore, op dat om de grote vermogensverschillen in Nederland te verkleinen (een onderwerp waarvoor de Kamer binnenkort de Franse econoom Piketty laat invliegen) een belasting op huizenbezit een absolute must is.
Nu kennen veel Nederlanders Agur niet en het zou ook te veel eer zijn om het aanzwengelen van de discussie over het belasten van de eigen woning op diens conto te schrijven. De discussie hierover speelt namelijk al jaren. En om bij het recente verleden te blijven; de twee laatste belastingcommissies die door de regering zijn ingesteld, Van Weeghel (2010) en Dijkhuizen (2013), stelden beide voor om de eigen woning, evenals de woningschuld, belastingtechnisch over te hevelen van de huidige box 1 naar box 3. Dat klinkt ingewikkeld, maar het gevolg is tweeërlei. Een: de aftrek van de hypotheekrente daalt zo voor iedereen naar een vast tarief voor alle inkomensgroepen, terwijl nu nog de hogere inkomens ook de hoogste aftrek hebben. En twee: de overwaarde van de eigen woning (het verschil tussen de woningwaarde en de woningschuld) wordt in dat geval belast, net als nu al spaargeld. Met hoeveel en vanaf welk bedrag, lieten beide commissies wijselijk in het midden. Wat Agur, die voorstelt eigenaren van woningen van 750.000 euro jaarlijks(!) aan te slaan voor 30.000 euro, beter ook had kunnen doen.
De voorstanders van een dergelijke maatregel dragen meestal als argumenten aan dat een hogere belasting op vermogen in de toekomst noodzakelijk is wil je, met het oog op de vergrijzing, arbeid niet nog zwaarder belasten dan nu al wordt gedaan. En omdat voor veel huishoudens de eigen woning (samen met het pensioen) nu eenmaal de belangrijkste vermogenscomponent is, blijft er weinig anders over. Komt nog bij dat waar de hypotheekrenteaftrek internationaal gezien al enigszins een curiosum is, dit voor de in Nederland (op het eigenwoningforfait na) totale fiscale vrijstelling van vermogen in de eigen woning helemaal geldt.
Dat er likkebaardend gekeken wordt naar het opgebouwde kapitaal in de eigen woning is ook niet onbegrijpelijk omdat daar, ondanks alle horrorverhalen over de torenhoge hypotheekschuld, best wat te halen valt. Tegenover de door DNB geschatte waarde van de woningvoorraad van 920 miljard euro, stond in 2013 een hypotheekschuld van 645 euro. Daar zit dus een gat tussen van een kleine 300 miljard. Een bedrag dat de komende jaren, doordat mensen verplicht, vrijwillig of gepland (spaarhypotheken die gaan vrijvallen) meer gaan aflossen, alleen maar groeien zal.
Er bestaat echter een kans dat het voor de huizenbezitter, en zeker die met een forse overwaarde, toch nog met een sisser afloopt. Zo stelde Stef van Weeghel, dezelfde inderdaad die 2010 een belasting op de eigen woning bepleitte, onlangs in het FD het nu op dit punt toch anders te zien dan toen. „Daar ben ik de laatste jaren van teruggekomen. Mensen die levenslang sparen om hun hypotheek af te lossen, zouden dan belast worden omdat ze een huis hebben? Die voelen zich een beetje bedrogen. Daar heb ik geen goed gevoel over.”
Als voorstanders tegenstanders worden, kan het nog verkeren.