Kabinet grijpt „elke kans om taak MH17 af te ronden”
DEN HAAG. Het kabinet „grijpt iedere, maar dan ook iedere kans aan om zijn taak in Oekraïne –het identificeren en bergen van alle slachtoffers en het onderzoek naar de toedracht van de ramp met de MH17– zorgvuldig af te ronden. Maar op dit moment is dat nog onmogelijk.”
Dat zei minister Timmermans van Buitenlandse Zaken vanmorgen tijdens het debat over de ramp met vlucht MH17 in Oekraïne op 17 juli, waarbij alle 298 inzittenden, onder wie 196 Nederlanders, om het leven kwamen.
De Tweede Kamer eist duidelijkheid van het kabinet over de rol van de Oekraïense zoekteams bij de repatriëring van de stoffelijke overschotten en bezittingen van de slachtoffers van de rampvlucht. Veel partijen vroegen zich af waarom het Oekraïense agentschap voor rampenbestrijding SES er wel in is geslaagd de zoektocht naar persoonlijke bezittingen voort te zetten, terwijl de Nederlandse missie al weken geleden is gestaakt.
Timmermans onderstreepte dat wat de SES de achterliggende dagen deed níét hetzelfde is als „de complete repatriëringsmissie zoals Nederland die voor ogen heeft.” De SES „is alléén maar bezig geweest met het verzamelen van persoonlijke spullen”, aldus de bewindsman. Daartoe zag deze lokale rampenbestrijdingsdienst kans. Maar de OVSE adviseert Nederland nog steeds niet in het gebied terug te keren, omdat voor zo’n meer volledige missie de situatie te onoverzichtelijk en onveilig is.
SES heeft tijdens de zoektocht maandag 9 kubieke meter aan spullen van slachtoffers verzameld, zoals kleren, post, creditcards, knuffels en foto’s. Die zijn met vrachtwagens overgebracht naar de Oekraïense stad Charkov. Daar worden ze onderzocht. Vervolgens komen de spullen zo snel mogelijk naar Nederland.
Door de Oekraïense burgeroorlog heeft Nederland het zoeken naar slachtoffers en bezittingen op de rampplek niet kunnen afronden. De kans dat de Nederlandse missie nog voor de winter weer aan de slag kan in het rampgebied, wordt steeds kleiner. Ook de wrakstukken moeten nog worden opgehaald, want die zijn nodig voor het onderzoek naar de oorzaak. Het kabinet vermoedt dat nog niet alles weg is uit het gebied. Van de slachtoffers zijn er inmiddels 272 geïdentificeerd, onder wie 175 Nederlanders.
SGP-Kamerlid Van der Staaij wees er vanmorgen op dat veel mensen na de ramp „troost en houvast hebben gevonden in het geloof in God.” Hij stelde dat het „goed zijn als dat in de nationale herdenking terug zou kunnen komen.” De SGP’er vroeg het kabinet of daarover overleg mogelijk is met kerken. „Ik vond het bemoedigend om te zien dat veel kerken in de dagen na de ramp hun deuren hebben geopend om ruimte te bieden voor het delen van verdriet en het zoeken van steun bij God.”