Onderwijs verslaafd aan overheid
„Scholen zijn verslaafd aan een dealer die ze eigenlijk niet kunnen uitstaan: de overheid. Dat willen ze niet, maar ze kunnen niet zonder. Scholen moeten zich daarom eigenaar verklaren van hun eigen onderwijs.”
Prof. dr. Paul Frissen gaat er flink met de zweep overheen als hij een select groepje bestuurders en belangenbehartigers van het christelijk onderwijs toespreekt. Scholen zijn naar zijn mening te tam en volgen de overheid te slaafs.
De protestantse scholenkoepel Verus en de rooms-katholieke evenknie VKO bezinnen zich op het rapport van de Onderwijsraad ”Onderwijspolitiek na Dijsselbloem” dat twee weken geleden verscheen. Vorige week mocht Frissen er tijdens een lezing in het Utrechtse Maarssen zijn commentaar op geven. Hij richtte daarbij zijn pijlen niet zozeer op het rapport van de Onderwijsraad, maar vooral op het rapport van de commissie-Dijsselbloem. Volgens hem heeft het onderwijsveld zich laten inpakken en gaat de overheid steeds dieper ingrijpen in het onderwijs.
Ter opfrissing. Het rapport van de commissie-Dijsselbloem verschijnt in 2008. De directe aanleiding zijn de sterk bekritiseerde onderwijsvernieuwingen in de jaren negentig: de basisvorming, de tweede fase (onder meer het studiehuis) en het vmbo.
In het eindrapport concludeert Dijsselbloem onder meer dat de overheid haar kerntaak, het zekerstellen van de kwaliteit van het onderwijs, ernstig verwaarloost. De overheid heeft zich, soms tot in het klaslokaal, bemoeid met de didactiek en tegelijkertijd de invulling van de onderwijsdoelen in hoge mate aan anderen overgelaten. Ook heeft zij nagelaten voldoende toezicht te houden op onderwijsresultaten.
Volgens Dijsselbloem moet de politiek zich niet bemoeien met het te geven onderwijs, maar dit aan leraren overlaten. De overheid gaat over het ”wat” en het onderwijs over het ”hoe”.
Zes jaar na Dijsselbloem wil de Tweede Kamer weleens weten wat ze nu terechtbrengt van deze aanbevelingen. Daarom krijgt de Onderwijsraad de opdracht een onderzoek in te stellen. De conclusies zijn onthutsend, zo blijkt uit een rapport dat twee weken geleden verscheen. De rolverdeling tussen onderwijsveld en overheid is niet wezenlijk veranderd. De overheid maakt voor het ontwikkelen van nieuw beleid nauwelijks gebruik van kennis uit de onderwijspraktijk en de wetenschap. Verder veronachtzaamt de overheid haar taak om krachtig in te grijpen als het onderwijsstelsel of de kwaliteit van het onderwijs in het geding is.
Potvis
Prof. Frissen, tevens decaan van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, las het rapport van de Onderwijsraad met stijgende verbazing. Allereerst vanwege het feit dat de Tweede Kamer en de achtereenvolgende bewindspersonen kennelijk nauwelijks luisterden naar de adviezen van Dijsselbloem. Maar dat niet alleen. Volgens hem is het Onderwijsraadrapport een „hernieuwde en radicalere versie van Dijsselbloem.”
Vanuit het oogpunt van Frissen is dat allerminst een compliment. De Tilburgse hoogleraar staat bekend om zijn kritiek op een staat die zich met alles en nog wat bemoeit en steeds dieper ingrijpt in de samenleving. Frissen gruwt ervan. In zijn boek ”De fatale staat” dat vorig jaar verscheen, legt hij daar de vinger bij. De overheid moet volgens hem accepteren dat de wereld fundamentele tekortkomingen kent en dat niet alle pech en risico’s uit te bannen zijn.
Als voorbeeld van te ver doorgeschoten overheidsbemoeienis noemt Frissen het protocol dat de overheid heeft opgesteld hoe te handelen als er een potvis op het strand aanspoelt. Eén ding staat volgens de bestuurskundige als een paal boven water: „De potvis zal zich niet aan het protocol houden.”
Michelingids
Diezelfde doorgeschoten overheidsbemoeienis ziet Frissen in het onderwijs. Het rapport van de commissie-Dijsselbloem is daar volgens hem een schoolvoorbeeld van. Het onderwijsveld heeft volgens hem de conclusies van dat rapport destijds ten onrechte omarmd.
De verfoeide en steeds verdergaande bemoeienis van de Onderwijsinspectie is volgens Frissen terug te voeren op Dijsselbloem. „De afgelopen jaren is het kwaliteitsoordeel van de inspectie breder geworden. Enerzijds wordt zo recht gedaan aan de kritiek dat alleen maar afrekenen op opbrengsten te smal is.” Maar het gevolg is dat de inspectie op steeds meer factoren beoordeelt: „Zouden wij het normaal vinden als de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit –die de kwaliteit controleert– ook de Michelingids –die gaat over de smaak– gaat uitgeven? Dat is wel waar we in het onderwijs naartoe gaan”, aldus Frissen.
Verder vindt hij het nog steeds onbegrijpelijk dat er over de verdeling tussen het ”wat” en het ”hoe” geen opstand is uitgebroken in het onderwijs. „Want dit betekent gewoon staatspedagogiek. De school is van de staat en bepaalt wat u moet aanleren; u mag slechts knutselen met de manier waarop u dat doet”, zei Frissen. „Dat kan niet de bedoeling zijn als u artikel 23 serieus neemt.”
Voor de aanbeveling van Dijsselbloem om ”evidence based” onderwijs te geven, had Frissen tot slot ook geen goed woord over. Evidence based betekent dat onderwijs en onderwijsmethoden doelmatig en doeltreffend moeten zijn. „U mag straks alleen nog maar doen wat wetenschappelijk is aangetoond. Dat is angstaanjagend. Causaliteit in de sociale wetenschap bestaat niet”, zo hield hij zijn gehoor voor. „In Nederland ontwikkelen we tamelijk gestoorde verhoudingen over hoe we eruit moeten zien. Vrijheid is ook vrijheid, zelfs om toe te geven aan vetzucht.”
Heft in eigen handen
Frissen vindt dat leerkrachten het heft in eigen handen moeten nemen en zelf uitdagend onderwijs moeten maken en geven. „Het is vreemd dat onderwijs wordt gemaakt door educatieve uitgeverijen en niet door leerkrachten.”
Maar het onderwijs krijgt een kans, zo sprak de hoogleraar bemoedigend tot zijn publiek. „De overheid gaat een debat organiseren over het curriculum; dat wat kinderen moeten kennen. Dat is uw kans om de regie in handen te nemen.”
Maar dan moet de overheid volgens Frissen wel gaan beseffen dat ze voor elk probleem geen tien oplossingen moet bedenken. Bovendien werken die oplossingen vaak niet: „Den Haag denkt dat als er een wet is voor een probleem, het dan is opgelost.”De overheid moet volgens Frissen accepteren dat niet alles valt op te lossen: „Het is veel moeilijker om op je handen te blijven zitten dan overal je heilzame gedachten over uit te spreken.” En: „Nietsdoen is ook een optie.”
Maar zo ver is het nog lang niet. De overheid zal voorlopig doorgaan met het uitstorten van wet- en regelgeving over het onderwijs. Frissen wees op de komst van regelgeving om pesten tegen te gaan: „Jullie moeten ook iets tegen pesten doen, begrijp ik. Er komen protocollen. Mijn stelling is dat de objecten en subjecten van pesten zich daar niet aan gaan houden. Net als de potvis zich niet houdt aan het potvisprotocol.”
Maakbaarheidsgedachte sterker dan ooit
„Wat mij in de lezing van prof. Frissen trof, is de stelling dat de maakbaarheidsgedachte sterker is dan ooit. Daarmee hangt samen het feit dat de inspectie op steeds meer factoren het onderwijs wil beoordelen. Terecht zei Frissen ook dat de verdeling tussen het ”wat” en het ”hoe” aanvechtbaar is.
De overheid heeft een verantwoordelijkheid voor deugdelijk onderwijs, maar moet voor de inrichting ervan het onderwijs meer vertrouwen en ruimte geven en zeker niet voorschrijven hoe prestaties precies bereikt moeten worden. En vooral beseffen dat het belangrijkste van het onderwijs niet te meten is, maar daarom nog wel van het grootste gewicht.”
Mr. L. Vogelaar, bestuurlijk-juridisch medewerker van de reformatorische besturenorganisatie VBSO
De angst moet het schoolsysteem uit
„Paul Frissen maakt vooral indruk als hij toehoorders aanspreekt op hún verantwoordelijkheid. Het zijn niet de overheid, de educatieve uitgevers, de inspectie of de besturen die het onderwijs maken. Scholen en leraren moeten zelf weten waar ze voor staan. Hun intrinsieke waarde kunnen uitleggen, noemt Frissen dat. Bij Nivoz delen we die mening. Scholen moeten een eigen moreel kompas hebben.
De overheid moet loslaten. De angst moet het schoolsysteem uit! Nu wordt er gestuurd op voorspelbare en controleerbare outputs. Alleen ”evidence based”. Maar menselijke ontwikkeling verloopt niet lineair en al helemaal niet voorspelbaar! De overheid moet loslaten, om scholen en leraren hun verantwoordelijkheid te laten nemen! Pas dan kan de volle potentie van leerlingen én leraren tot wasdom komen.
Mr. N. van der Vorm, directeur van Nivoz, een onafhankelijk Nederlands onderzoeks- en ontwikkelingsinstituut ten dienste van goed onderwijs