Gelovige radicaliteit anders dan religieus radicalisme
Fanatieke moslims slachten andersgelovige volksgenoten af. Westerse journalisten worden voor het oog van heel de wereld onthoofd. Door het barbaarse optreden van de terreurgroep Islamitische Staat (IS) in Irak en Syrië is religieus radicalisme weer volop in het nieuws.
Als het gaat om religieus radicalisme gaat de vinger tegenwoordig direct naar de islam. Dat is echter een versimpeling. Want alle religies kennen radicalisme in een of andere vorm. Religie, van welke aard dan ook, en strijd, hetzij verbaal of met geweld, bleken door de eeuwen vaak met elkaar verknoopt. Vandaag de dag is de aandacht vooral gericht op de gewelddadige praktijk van radicaalislamitische stromingen. Maar ook orthodoxe christenen krijgen gemakkelijk een veeg uit de pan. Leidt godsdienst niet automatisch tot geweld?
Laat ik eerst enkele begrippen onderscheiden die al te gemakkelijk worden vermengd. Elke religie heeft een fundament. Elk geloof heeft daarom een fundamenteel karakter. Wie dat fundament onopgeefbaar acht, wordt door de buitenwacht al snel tot fundamentalist bestempeld. Dat woord kreeg een negatieve betekenis. Ben je moslimfundamentalist, dan weten we namelijk wel uit welke hoek de wind waait. Maar ook christenen die voluit het gezag van de Schrift ernstig nemen, krijgen dat etiket opgeplakt; vanwege het moslimfundamentalisme zelfs in versterkte mate.
Christenfundamentalisme is zoiets als ”de Bijbel van kaft tot kaft”. De één vindt het een erenaam, de ander wil er verre van blijven, omdat de term te zeer een van oorsprong Amerikaanse setting heeft waarbij een beroep op losse teksten belangrijker geacht wordt dan bredere Schriftverbanden. Ik word dan ook liever als fundamenteel belijdend dan als fundamentalistisch betiteld.
Radicalisme dan? Dat heeft met radicaal te maken, dat gaat tot aan de radix, tot aan de wortel. Radicaliteit is van een andere orde dan fundamentalisme. Een christen is radicaal in zijn belijdenis dat Christus dé Weg, dé Waarheid en hét Leven is; de énige Weg. Paulus wenste níémand anders te kennen dan Jezus Christus en Die gekruisigd. Dat leidt als het goed is tot een radicale positie van christenen tegenover allen die het unieke van Christus ontkennen of bestrijden: atheïsten, agnosten, aanhangers van andere religies. Maar radicalisme gaat een stap verder. Dat is een fanatiek uitdragen en praktiseren van de eigen religie. Meestal verbaal, maar in uiterste consequentie ook dreigend of gewelddadig. Radicaliteit zonder tolerantie!
Jihad
In onze tijd grijpt (gewelddadig) islamitisch radicalisme wereldwijd om zich heen. Het is niet altijd louter religieus te duiden. Het kan vermengd zijn met politieke aspiraties of economische belangen. Maar voor extremistische moslims zelf is hun radicalisme diepreligieus, een uiting van ”jihad”. Op zich is jihad een verplichting in de moslimwereld om te strijden tegen wereldse verleidingen. Daarom is er jaarlijks een maand van onthouding, de ramadan. Maar jihad manifesteert zich vooral als gewapende strijd tegen alle ‘ongelovigen’, met als doel uitbreiding van de moslimreligie en per uiterste consequentie de vorming van een kalifaat; dat wil zeggen een staat onder leiding van een kalief, zoals IS vandaag nastreeft in Irak en Syrië.
De jihad is een ”heilige oorlog” om hele volkeren te brengen onder de sharia, de islamitische wet- en regelgeving, met uitsluiting van andere religies. Die strijd gaat gepaard met duizenden doden, vervolging van christenen en gruwelijke koppensnellerijen die voor de hele wereld bruut in beeld worden gebracht.
De Koran kent onmiskenbaar passages die tot zulk hedendaags geweld leiden, bijvoorbeeld dat „de ongelovigen de brandstof van de hel zijn.” Daarom helpen de jihadisten die gang naar de hel te verhaasten. Osama bin Laden, gebruikte voor zijn gewapende jihad een tekst uit de Koran: „Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt dan de afgodendienaren waar je hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag” (soera 9:5). Daarachter staat dan wel: „Maar als zij berouw hebben en het gebed houden en de zakat betalen, laat hun weg dan vrij. Voorzeker, God is vergevend. Genadevol.” Vandaar dat IS vandaag christenen die op hun weg komen voor de keuze stelt: bekering tot de islam, hoge belasting (zakat) of de dood.
Onder ons
De jihadisten bevinden zich vandaag de dag niet alleen in Irak of omringende landen. Enkele duizenden in Europa, onder wie enkele tientallen in Nederland, bekennen zich openlijk tot de jihad en zijn bereid aan de gewelddadige strijd deel te nemen. Hoeveel het er precies zijn, is niet bekend. Maar de ongeregeldheden in de Haagse Schilderswijk bijvoorbeeld nopen tot waakzaamheid.
Dat er veel moslims zijn die de geweldteksten uit de Koran terzijde laten of anders interpreteren, is duidelijk. Ze houden zich verre van deze vorm van jihad. De Rotterdamse burgemeester Aboutaleb is er een lichtend voorbeeld van. Kennelijk interpreteren ze de Koran naar de context van de moderne democratie. Daarom past ons voorzichtigheid, geen veralgemenisering. Ten tijde van de Zuid-Afrikaanse apartheid zagen vele blanken achter iedere boom een communist staan. Zo is het gevaar niet denkbeeldig dat we vandaag de dag achter elke minaret een jihadist gaan vermoeden.
Radicale of overhaaste maatregelen van de (plaatselijke) overheid kunnen ook verkeerd uitpakken. In de plaats van mijn inwoning, Huizen, raakten de gemoederen verhit toen deze gemeente als jihadgemeente in de pers kwam. De in hechtenis genomen vermeende jihadisten kwamen enkele dagen later goeddeels vrij. Nu rijst de vraag of de beslissing tot hechtenis en scheiding van ouders en kinderen niet te snel was genomen. De tijd zal het leren. Maar we zijn gewaarschuwd. Niet elke moslim is een gewelddadige jihadist, maar elke jihadist is wel een radicale moslim.
Verbreding
Schrijven over religieus radicalisme noopt intussen ook in een andere richting te kijken, in eigen christelijke richting. Een paar voorbeelden. Onder de leuze ”God wil het” riep paus Urbanus II in 1095 op tot de kruistochten. Na de terreuraanslag van 11 september 2001 herinnerde Peter Nissen, hoogleraar cultuurgeschiedenis aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, eraan dat na de verovering door de kruisvaarders alle hoeken van de straten in Antiochië met lichamen waren bedekt. En bij de inname van Jeruzalem in 1099 richtten de christenen zo’n hevig bloedbad aan dat ze „tot hun enkels in het bloed baadden.” Hoeveel Joden waren ook onderweg niet vermoord en hoeveel synagogen verbrand?! Nissen citeerde ook een woord van Bernardus van Clairvaux: „De strijder voor Christus kan met een gerust geweten doden en gedood worden. Sterft hij zelf, dan werkt hij voor zijn eigen zaligheid; doodt hij, dan werkt hij voor Christus. De dood van de heiden strekt hem tot roem, want hij betekent de roem van Christus.”
Men kan hierbij ook denken aan tijden waarin de inwoners van een bepaald gebied gedwongen werden zich te voegen naar of te bekeren tot het christelijk geloof. ”Cuius regio, eius religio”, in wiens gebied men woont, diens religie men aanhangt, werd een motto. Religie, met dwang opgelegd. Dat moet tot onrecht leiden. En hoe ging het toe binnen het christendom in de brede zin van het woord? Ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog liet het christelijke Rome de brandstapels roken voor hen die de moederkerk ontrouw werden. Maar Rome zelf kent ook zijn martelaren van Gorcum, die in 1572 in Den Briel door de watergeuzen werden vermoord. En denken we aan de langdurige strijd tussen protestanten en rooms-katholieken in Ierland, wie komt er dan met schone handen uit?
Oude Testament
Laat ik overigens eerlijk zijn: soms ken ik een aanvechting. Want hoeveel geweld komen we niet tegen in het Oude Testament? Hele volkeren, steden of dorpen werden met geweld ten onder gebracht. Zelfs psalmen spreken erover. Wie leest Psalm 137:7 met droge ogen, waar gesproken wordt over de kinderen die tegen de steenrots verpletterd worden? Maar dan lees ik tot mijn troost de Bergrede, waarin Jezus zegt: „U hebt gehoord dat er gezegd is: Oog voor oog en tand voor tand. Ik zeg u echter dat u geen weerstand moet bieden aan de boze; maar wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe (Matth. 11:29). Jezus Zelf buigt hier de oudtestamentische wraakgedachte om. Zo kunnen wij ook niet klakkeloos de oudtestamentische situatie overbrengen naar vandaag. Dat vraagt om transformatie van toen naar nu. Christelijk geloof leidt niet tot geweld. Dat wil niet zeggen dat het geheel van de Schrift leiden moet tot pacifisme. Er is ook het recht van een rechtvaardige (verdedigings)oorlog. Als de jihad of een andere gewelddadige stroming ook hier zou oprukken, past geen lijdelijk toezien. Als zoiets hier zou gebeuren, slaan we de hand aan de ploeg: „Zij zullen het niet hebben, ons oude Nederland!”
Maar toch, welk een andere taal dan die van geweld spreekt de Schrift in het Nieuwe Testament voor de omgang van mensen met elkaar. Wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen, zei Jezus toen Petrus zich met het zwaard vergreep aan Malchus. Hij zei ook: „Leer van mij dat ik zachtmoedig ben en nederig van hart” (Matth. 11:29). Hij wilde, hoewel hij Kurios, Heere over de wereld was en Hem alle macht daarover was gegeven, zich laten vernederen tot de rang van een dienstknecht, een slaaf (Filip. 2:7). En Hij gaf ons, bij penne van Paulus (Ef. 6)`, slechts een geestelijke wapenrusting in handen: waarheid, Evangelie van de vrede, schild van het geloof, helm van de zaligheid, zwaard van de Geest en bij elke gelegenheid „gebed en smeking in de Geest.”
In het klein
Ik trek de kring nog wat kleiner, heel wat kleiner. Over geweld waarbij geen doden vallen. Maar verbáál geweld kan ook vernietigend zijn. Binnenkerkelijke twisten zijn niet zelden gepaard gegaan met scheuringen. Denkend aan ons eigen lieve vaderland voltrokken zich die niet louter om de Waarheid, die Christus naar Zijn eigen woord Zelf is. Het ging niet zelden om deelwaarheden, áls er zelfs al sprake was van ‘waarheden’. Zodra de scheuring zich voltrokken had, gingen beide partijen zich ten opzichte van elkaar profileren, radicaliseren in de negatieve betekenis van het woord. Eigen (deel)waarheden werden uitvergroot. In de hitte van de strijd ging het vaak heftig, fanatiek zelfs toe.
Zou ik voorbeelden noemen en concreet worden, dan zou dat op zich al tot twist kunnen leiden. Maar radicalisering, zeg radicalisme, was wel het gevolg, zonder dat het om de radicaliteit van het Evangelie ging. Broeders verklaarden elkaar soms de oorlog, niet met wapenen maar verbaal. Intussen scheurde het lichaam van Christus. Christus werd vaak opnieuw gekruisigd, om in de taal van het bekende boek van de Griekse schrijver Niko Kazantzakis te spreken. Kerkelijke wonden vanwege christelijk radicalisme zijn Christus’ wonden. Aangrijpend!
Religieus radicalisme, op grote of kleine schaal, is van alle tijden. In de eerste eeuw na Christus kende de Joodse gemeenschap al de beweging van de zeloten. Een zeloot is naar het Grieks een ijveraar. Prof. dr. W. C. van Unnik omschreef ooit de zeloten als een beweging die ijverde „voor God, zijn eer en Wet, die door de bezetting van Palestina door de Romeinen in de ogen der Joden geschonden werden en die met inzet van alle kracht en geweld moesten hooggehouden worden.” Jezus heeft, zegt hij, wel niet met zoveel woorden maar wel metterdaad, het optreden der zeloten beslist afgewezen. Maar hoeveel fanatieke ijver is er onder zijn volgelingen in de eeuwen daarna niet voorgekomen?!
De Schrift spreekt ook over Jehu’s ijver; een fanatieke ijver die niet uit liefde tot God opkomt. Fanatieke ijver manifesteert zich niet alleen in sektarische bewegingen, hoewel die zich soms ook op een deelaspect van de Schrift beroepen, maar ook daar waar men het Sola Scriptura, alleen de Schrift, ernstig maar nochtans liefdeloos opneemt!
Lijden
Radicaliteit is niet hetzelfde als radicalisme. Al kan de grens flinterdun zijn. Maar het Evangelie is als een tweesnijdend zwaard. Dat verdraagt geen soft of zouteloos christendom. Op het moment dat ik dit schrijf ligt een bezoek aan Frankrijk in het verschiet. In Aigues Mortes in Zuid-Frankrijk ligt de Tour de Constance, de toren van standvastigheid. Daar schreef ooit de hugenote Marie Durand, die daar 38 jaar gevangenzat en uiteindelijk de marteldood stierf, op de wanden van haar cel: ”Résistez”, volhard! Dan gaat het om een radicaliteit met consequenties die wij in ons vrije landje niet kennen. Radicaliteit gepaard met lijden. Zoals die christenvrouw in Sudan, die door een islamitische rechtbank tot zweepslagen en de dood werd veroordeeld, omdat ze in ‘overspel’ leefde, want getrouwd was met een christenman. Ze bleef standvastig.
Vandaag staat christenvervolging terecht hoog op de agenda, althans binnen veel kerken. Het gaat dan meestal om broeders en zusters van een andere modaliteit dan die waartoe we zelf behoren. Maar ze blijken standvastig te zijn tot in de dood. Op zulke hoogst kritische momenten worden dunkt me alle eigengemaakte kleren van het lijf gerukt en blijft alleen het bruiloftskleed over.
Toekomst
Wat niet is, kan komen. In het Midden-Oosten slaat de jihad heftig toe. Dat kan ook hier gebeuren. Niemand die het zeggen kan. Maar de Schrift spreekt wel over de apocalyptische tijd, waarin ”het beest” macht krijgt om de oorlog te voeren tegen de heiligen. „En allen die op de aarde wonen, zullen het aanbidden, althans van wie de namen niet geschreven zijn in het boek des levens van het Lam Dat geslacht is, van de grondlegging der wereld af” (Openb. 13:7-8). We zijn gewaarschuwde mensen. Gewaarschuwd door de gruweldaden van de taliban, IS en Boko Haram, tekenen van de antichrist. Gewaarschuwd vooral voor de grote afval, omdat waakzaamheid en weerbaarheid tegen dreigende ideologische machten gaan ontbreken.
Maar wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, zal vernachten in de schaduw van de Almachtige. De profeet Daniël had een wenkend perspectief: hij zag een Mensenzoon, met een eeuwige heerschappij, vereerd door „alle volken, natiën en talen” (Dan. 7:13-14). Maar in de Bergrede spreekt deze Mensenzoon alleen vredestichters zalig en hen die vanwege de gerechtigheid vervolgd worden. In Zijn Koninkrijk is religieus radicalisme ofwel geestelijk fanatisme taboe. Geen jihad, ook niet verbaal. Wel radicaliteit in het getuigenis aangaande de Christusheerschappij.
Dr. ir. J. van der Graaf
Jan van der Graaf (1937) studeerde van 1955 tot 1961 chemische technologie aan de Technische Hogeschool te Delft. Van begin jaren 70 tot 2000 was hij algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk en hoofdredacteur van De Waarheidsvriend. Tot zijn pensionering in 2002 bleef hij actief als studiesecretaris. In 1994 ontving Van der Graaf een eredoctoraat van de theologische Radaifaculteit in Boedapest. Nog steeds is hij nauw betrokken bij de bezinning op vragen aangaande Oost-Europa en Israël. Hij schreef diverse boeken, waaronder ”Volkskerk in de marge” (uitg. Groen, 2012).