Opinie

Commentaar: De last van het ambt van ouderling

Binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) is de zogenoemde ”tweejaarlijkse verkiezing voor leden van de kerkenraad” inmiddels afgerond. In 2016 zullen ze opnieuw worden gehouden. In de maanden oktober en november zullen binnen de meeste afgescheiden kerken en veel hersteld hervormde gemeenten de jaarlijkse verkiezingen plaatshebben. De kerkenraad kiest kandidaat-ambtsdragers en de gemeente brengt haar stem uit.

Hoofdredactioneel commentaar
25 September 2014 17:19Gewijzigd op 15 November 2020 13:09
Eerst wordt binnen de kerkenraad gestemd over kandidaten. beeld RD
Eerst wordt binnen de kerkenraad gestemd over kandidaten. beeld RD

De verkiezing van ambtsdragers heeft –zowel binnen de kerkenraad als op de ledenvergadering– meer om het lijf dan het ‘even’ invullen van de stembriefjes. Terecht wordt in veel gemeenten dan ook de voorbede van de leden gevraagd voor de kerkenraads- en ledenvergadering waar de verkiezingen plaatshebben. Het gaat om een gewichtige zaak.

Ook binnen een kerkenraad zal vaak voor de stemmingen een gebed worden gedaan; de afhankelijkheid van de Koning van de kerk worden beleefd.

Tegelijk is het goed als ambtsdragers zich vergewissen van de ‘kwaliteiten’ waaraan een ambtsdrager moet voldoen en de taken die op zijn schouders liggen. Dat zal hem in de eerste plaats bescheiden maken, want wie toch is tot deze dingen bekwaam? En wie ben je, om te oordelen over anderen?

Als ambtsdragers gevraagd wordt naar de noodzakelijke kwaliteiten voor het ambt zullen velen –zo valt te vrezen– niet veel verder komen dan „ener vrouwe man, onberispelijk en niet genegen tot de wijn.” Toch zijn er meer aanknopingspunten te vinden. Natuurlijk moet hij in de eerste plaats een christen zijn (Heidelbergse Catechismus, zondag 12). En het Nieuwe Testament bevat in 1 Timotheüs 3 en Titus 1 concrete aanwijzingen voor ambtsdragers. Ook kerkelijke vergaderingen, theologische handboeken en bevestigingsformulieren spreken over de ‘kwaliteiten’ en de taken van ambtsdragers.

De synode van Wezel (1568) bijvoorbeeld dringt erop aan dat men zich er met alle kracht op toelegt „dat die dingen aanwezig zijn die Paulus vereist: namelijk een onstraffelijk leven, zuivere religie, uitstekende godzaligheid, geestelijke wijsheid, waarbij het bovenal nuttig zal wezen, dat enige kennis ook van burgerlijke zaken gevoegd is. Vóór alle dingen zullen zij zover mogelijk verwijderd zijn van alle eerzucht en begeerte naar roem, ja ook van alle vermoeden van eerbejag.”

Het is dan ook niet vreemd dat er in de geschiedenis van Reformatie en vooral Nadere Reformatie al vele malen is gepleit voor ”examinatie” van ouderlingen. In de 17e eeuw toonde Jacobus Koelman zich er een voorstander van. In de vorige eeuw vroeg dr. A. C. van Raalte er aandacht voor en later was het prof. L. Lindeboom die er op een gereformeerde predikantenconferentie voor pleitte. Men wees erop dat 1 Timotheüs 3:10 een dergelijke ”beproeving” vereist; „dat ook de praktijk zulk een oefening in Schrift en belijdenis, kerkrecht en huisbezoek dringend vraagt.” Het heeft binnen de kerken nooit een plaats gekregen. Intussen zegt het wel iets over de inhoud en de zwaarte van het ambt en de last die ambtdragers op de schouders dragen.

Als dat onze voorbede niet waard is…

Meer over
Commentaar

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer