Binnenland

Wolfgang Kotek ziet in Jezus de grootste rabbijn

De belijdenis dat Jezus dé Zoon van God is, neemt Wolfgang Kotek (1930) niet op zijn lippen, maar Hij was naar zijn overtuiging wel de grootste rabbi die het Joodse volk ooit heeft gekend. „Jezus heeft de Thora op sublieme wijze samengevat en als geen ander voorgeleefd.”

Huib de Vries

19 September 2014 21:39Gewijzigd op 15 November 2020 13:02
Wolfgang Kotek, gepensioneerde joodse arts. Foto Sjaak Verboom
Wolfgang Kotek, gepensioneerde joodse arts. Foto Sjaak Verboom

Van zijn vermoorde grootvader in Polen, die hij slechts eenmaal in zijn leven ontmoette, ontving Wolfgang Kotek in 1937 een Hebreeuws gebedenboek. Voorin schreef de chassidische Jood in plechtige bewoordingen de opdracht het Jodendom getrouw door te geven aan het nageslacht. Van die missie was de Rotterdamse arts zich zijn leven lang diep bewust. Aan alle deurkozijnen van zijn woning hangt een mezoeza met daarin de samenvatting van de Thora. Bij het komen en gaan van gasten klinkt het blijde geluid van de deurharp met de Hebreeuwse tekst: „Wees gezegend bij uw komen en bij uw gaan.”

De jeugd van Kotek was allerminst blij. Zijn vader werd in 1938 op transport gezet naar Polen. Twee weken later stond de jonge Wolfgang na de angstigste nacht uit zijn leven bij de afgebrande synagoge van Wuppertal. De verschrikkingen van de Kristallnacht waren voor moeder Kotek reden om haar zoon naar Nederland te zenden, waar hij werd opgenomen in een Joods gezin in Apeldoorn.

Dankzij een Duitse ambtenaar die een medisch rapport over zijn besnijdenis verdonkeremaande, stond Wolfgang vanaf 1943 niet meer als Jood geregistreerd. Een organisatie van quakers financierde zijn verblijf in verschillende kostgezinnen, van atheïstisch tot orthodox-protestants. „Er was voldoende belangstelling, want ze kregen voor mij 55 gulden per maand.”

Welke gebeurtenis in die periode heeft u het meest beschadigd?

„Een gebeurtenis in de Hongerwinter. Voor het pro-Duitse christelijke gezin waar ik toen in huis zat, ging ik op een gammele fiets naar de IJssel om aan de overkant van de rivier voedsel de bemachtigen. Kort voor de kerstdagen kwam ik met een voorraad koren en tachtig eieren bij het gezin terug. Er waren ook vijf Duitse militairen ondergebracht: overtuigde nazi’s. Tijdens de kerstavond moest ik naar de vliering. Beneden me hoorde ik het gezelschap ”Stille nacht, heilige nacht” zingen, bij het harmonium. Daarna deden ze zich tegoed aan het eten dat ik met veel moeite had weten te verzamelen. Ik voelde me diep eenzaam, verlaten van God en mensen.”

Waardoor bleef u overeind?

„Ik denk door de bagage die ik van mijn ouders heb meegekregen en die zij weer van hún ouders hadden ontvangen. Mijn Poolse grootvader combineerde zijn materiële armoede met een enorme geestelijke rijkdom. Ik ontleende ook veel steun aan de correspondentie met mijn moeder. Toen in 1944 onze brieven niet meer aankwamen, ben ik naar de Ortskommandant van Apeldoorn gegaan. Door de leugen dat mijn vader aan het oostfront vocht, kreeg ik het voor elkaar dat ze voortaan via de veldpost werden verstuurd.”

Wat deed de tocht langs de meest uiteenlopende gezinnen met uw persoonlijkheid?

„Net als veel andere Joodse onderduikkinderen voelde ik me na de oorlog een oud mannetje in het lichaam van een kind. Er waren maar weinig mensen die me liefde hadden betoond. De beste herinneringen bewaar ik aan een volstrekt agnostisch gezin en het gezin van een eenvoudige protestantse broodbezorger. Daar hing in de huiskamer een afbeelding van het brede en het smalle pad. Artistiek gezien een kitscherige prent, maar hij maakte op mij diepe indruk. Deze wereld lijdt aan genotzucht, wellust, hebzucht, materialisme… Die horen bij het leven op het brede pad, liet deze plaat zien. Het is de roeping van Joden en christenen om te wandelen op het smalle pad van de Tien Woorden, de basis van het Jodendom.”

Hoe gaf u daar invulling aan?

„Na de middelbare school ging ik medicijnen studeren. Naast mijn baantjes als werkstudent verdiepte ik me in het werk van Maimonides en de boeken van de Zwitserse psychiater Paul Tournier, over de betekenis van de Bijbel voor de geneeskunde. Ik wilde als arts niet alleen met de ziekte bezig zijn, maar ook met de zieke. Bij de zevendedagsadventisten volgde ik een cursus over het christendom, maar mijn houvast bleven de Tien Uitspraken. Op mijn borst droeg ik een kettinkje met een embleem waarop ze in miniatuurschrift waren afgedrukt. Het lezen van het Nieuwe Testament versterkte mijn focus op de Thora. Jezus leerde dat geen tittel of jota van de wet zal vallen voordat alles zal zijn geschied.”

Veel Joden willen zelfs de naam van Jezus niet horen; dat heb u nooit gehad?

„Integendeel, voor mij is Jezus uniek. Ik zie in Hem de verpersoonlijking van de meest goddelijk levende mens, al heb ik er moeite mee om te zeggen: Hij is God Zelf.”

Zo presenteerde Hij Zichzelf wel.

„Dat is zo, ik denk door Zijn grote zelfbewustzijn. Jezus heeft de Thora op sublieme wijze samengevat en als geen ander voorgeleefd. Ik denk dat Hij de grootste rabbijn is die het Jodendom ooit heeft voortgebracht.”

Hoe verklaart u dan de weerstand tegen Hem onder Joden?

„Door het christelijke antisemitisme waarmee ze de eeuwen door zijn geconfronteerd, niet door de persoon van Jezus. Elke Jood die de opdrachten van Jezus eerlijk leest, komt tot dezelfde conclusie als ik. Zie de boeken van Leo Baeck, Martin Buber, Pinchas Lapide en David Flusser.”

Hoe leerde u het Nieuwe Testament kennen?

„Toen ons gezin in 1945 wonder boven wonder werd herenigd, kregen we een woning in Apeldoorn toegewezen. Daar had een NSB’er gewoond. Bij het huisraad zat een zakbijbel, daar ben ik in gaan lezen. Ik vond het Nieuwe Testament bijzonder interessant, vooral de Bergrede.”

Leest u er nog steeds in?

„Zeker, al lees ik vooral in het Joods gebedenboek. Centraal staat voor mij nog steeds dat geen tittel of jota van de wet zal vallen. Dat zie ik ook in het leven van Jezus. Hij leerde in de synagogen en vierde sjabbat en de Joodse feesten, waaronder de Grote Verzoendag. Belangrijk in het christendom is het credo dat het bloed van Jezus reinigt van alle zonden. Over de Joodse visie op verzoening bestaat een verkeerd beeld, door een foute uitleg van de tekst: „Oog om oog, tand om tand.” Die wordt als wraaktekst gezien, volkomen onterecht. Lees de Thora! Als ik u een tand uitsla –God beware me ervoor– moet ik u belijden dat ik heb gezondigd, de kosten van de tandarts betalen en u daarboven smartengeld geven. Pas daarna kan ik me met God verzoenen. Dat is essentieel voor het Jodendom.”

Hoe kwam u in aanraking met de gereformeerde gezindte?

„Door mijn werk als huisarts in Rotterdam-Zuid. Ik had veel patiënten uit de gereformeerde gemeente. In het algemeen had ik een bijzonder vriendschappelijke band met deze mensen, al waren er soms kleine dissonanten.”

Zoals?

„Ik kwam veel bij een kankerpatiënt met ernstige botmetastasen. Die man leed ondraaglijke pijn. Na zijn overlijden bracht ik een condoleancebezoek aan zijn vrouw. Er zat op dat moment ook een ouderling. Om die vrouw te troosten zei ik: „Ik ben blij dat uw man eindelijk zijn eeuwige rust heeft gevonden.” Dat viel totaal verkeerd bij die ouderling. Waarschijnlijk vond hij dat ik als klein mensje niet het recht had om iets te zeggen over de eeuwige bestemming van mijn patiënten.”

Welke waarde hecht u aan het gesprek tussen Joden en christenen?

„Veel waarde, mits het meer is dan het uitwisselen van vooroordelen. Ik wil wat opsteken van het christendom en hoop dat zij wat opsteken van mij. Het waardevolste uit het christendom is voor mij het Onze Vader, een typisch Joods gebed, maar vrij van de woordencultus die zich in veel Joodse gebeden en protestantse preken manifesteert.

„Laat uw woorden weinig zijn”, sprak Jezus. Het Onze Vader bevat alles wat we moeten bidden en is geen woord te lang.”

Verdiepte u zich ook in de bronnen van het calvinisme?

„Zeker, temeer omdat mijn tweede vrouw eruit afkomstig is. Toen we elkaar leerden kennen, ging ik met haar mee naar de kerk. Omgekeerd ging zij met mij mee naar de synagoge. Net als mijn moeder is ze uit volle overtuiging Jodin geworden.”

Ziet u overeenkomsten tussen reformatorische christenen en orthodoxe Joden?

„Zeker, al zijn er ook grote verschillen. Tijdens een Loofhuttenfeest zijn ds. C. Sonnevelt en de directeur van De Driestar bij ons in de soeka geweest. Het was een vrolijke sfeer in die loofhut, maar zij kwamen in stemmig pak en keken onwennig om zich heen. Daarin manifesteerde zich iets van de orthodox-gereformeerd ziel. Als deze mensen naar de kerk gaan, zijn ze bij God op audiëntie. Joden zijn in de synagoge bij God thuis en dienen Hem met blijdschap.

Centraal in het calvinisme staat de prédestinatie, bij Joden gaat het om de déstinatie. Dat maakt het Jodendom tot een optimistische godsdienst. De vrome Jood bidt na het wakker worden in het sjachariet, het Joodse ochtendgebed: „Mijn God, de ziel die U mij geschonken hebt, is rein.” De vraag is wat we vervolgens met die reine ziel doen.

Ik denk dat aan deze overtuiging de Joodse creativiteit is te danken. Joden maken een kwart procent van de wereldbevolking uit, maar haalden 30 procent van de Nobelprijzen binnen. Ze weten zich verantwoordelijk voor de maatschappij waarin ze leven. Dat begint al bij de bar mitswa. Of ze nu orthodox of vrijzinnig zijn, Joodse jongetjes van dertien krijgen de opdracht als volwassen man te functioneren en wat te presteren. „Tikoen olam”: verbeter de wereld, begin met jezelf.

Het is beter om goede werken te verrichten dan om de Heidelbergse Catechismus uit je hoofd te leren. In veel protestantse kerken hangt links een tableau met de Tien Uitspraken, rechts een tableau met de apostolische geloofsbelijdenis. Als Jood ben ik alleen met de linkerkant bezig. De geloofsbelijdenis spreekt óver Jezus. Jezus Zelf leerde: Wie Mij wil volgen, die moet de geboden naleven. Zie wat Hij zegt in Markus 12:29-31. Leven in het voetspoor van Jezus is een leven naar de Thora.”

Merkt u niet dat u daar elke dag in faalt?

„Zeker, als dat niet zo was, konden we Jom Kipoer afschaffen. De Grote Verzoendag is gebleven. Ik zie ernaar uit dat ook christenen die weer gaan vieren in plaats van elkaar te verbijten. Of erger. De geschiedenis van Europa is er een van bloed en tranen. Je kunt iets preken, maar het komt aan op de praktijk. We zijn niet genóódzaakt om te zondigen. We moeten ons onderling verzoenen, maar ik zie dat helaas weinig gebeuren, zowel bij christenen als bij Joden.”

Wijst dat niet op de noodzaak van verzoening door een Ander?

„Perhaps… Als het zo zou zijn, wil ik mij daar graag aan overgeven, maar innerlijk ben ik er niet van overtuigd. Als ik u kwaad heb gedaan, moet ik niet in de kerk bidden: „Heer, verzoen mijn schuld en wees mij, arme zondaar, genadig.” Dat is me te goedkoop. Ik moet eerst het leed dat ik u heb aangedaan goedmaken. Zo leerde ook Jezus het.”


Levensloop Wolfgang Kotek

Wolfgang Kotek (Wuppertal, 1930), zoon van een Joodse vader en een Duitse moeder, vluchtte in 1938 naar Nederland. Tijdens de oorlog zwierf hij van kostgezin naar kostgezin. Na de middelbare school studeerde hij medicijnen in Amsterdam en Parijs. Van 1964 tot 1977 was hij huisarts in Rotterdam, van 1977 tot zijn pensionering in 1996 hoofd arbodienst bij onder meer Hunter Douglas Europe en Nestlé Nederland. Kotek, lid van de liberaal-Joodse gemeente te Rotterdam, is gehuwd met Janneke de Haan, afkomstig uit de (nu hersteld hervormde) Plantagekerk in Schiedam. Hij heeft vier kinderen en vier kleinkinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer