„Laat na Troonrede debat losbranden”
DEN HAAG. Prinsjesdag moet meer dan nu het geval is de dag van de democratie en van het parlement worden, vindt prof. dr. Henk te Velde, hoogleraar vaderlandse geschiedenis in Leiden.
Om dat te bereiken, zouden de algemene beschouwingen niet pas morgen, maar al vandaag moeten beginnen, betoogde Te Velde maandag in de zogeheten Prinsjeslezing in Den Haag. „Bijvoorbeeld om vier uur. Niet eerder, want we moeten de koning natuurlijk eerst netjes naar huis laten rijden. En de bordesscène moet ook voorbij zijn.”
Het idee van de historicus is interessant, niet zozeer vanwege de politieke haalbaarheid –geen enkele partij heeft recent zoiets voorgesteld; alle partijen lijken er dik tevreden mee dat de algemene politieke beschouwingen de dag ná Prinsjesdag beginnen– alswel vanwege de historische en principiële onderbouwing.
Prinsjesdag zou vooral de dag van de democratie en van het parlement moeten zijn, vindt de Leidse hoogleraar. „Bij de eerste Troonrede, door Willem I in 1814 uitgesproken in de Trêveszaal, werd door het parlement –dat toen nog maar 55 leden telde– „op eene gepaste wijze” geantwoord, lezen we in de notulen van destijds. Helaas valt niet te achterhalen wát de volksvertegenwoordiging dan eigenlijk antwoordde.”
Dat laatste is wel bekend van de Troonrede die de soevereine vorst in 1815 in Brussel hield, toen Nederland en België bijeengevoegd waren. „Daarover lezen we dat de Staten-Generaal „aan de voeten van de koning de betuiging van hun eerbied en grote verknochtheid neerleggen.” Oké, de toon is een andere dan die de Tweede Kamer nu soms aanslaat, maar misschien waren dát toch wel de eerste algemene politieke beschouwingen”, aldus Te Velde.
Later werd het antwoord van het parlement op de Troonrede een schriftelijk antwoord. De Eerste Kamer kende zo’n schriftelijk „adres van antwoord” tot 1945, de Tweede Kamer stopte er rond 1900 al mee.
Te Velde: „Daarna is Prinsjesdag langzamerhand steeds meer een soort festival geworden. De vorst of vorstin, de gouden koets, de Ridderzaal, de hoedjes; al die dingen kwamen steeds meer in het middelpunt te staan. Let wel: ik heb daar niets tegen. Prinsjesdag is een dag van zinvol ceremonieel. Maar mijn punt is: wat is nu eigenlijk nog de relatie met de democratie? Oud-GL-Kamerlid Vos heeft eens gezegd: „Nou, daar zit je dan als Kamerlid, gehakt en belakt in de Ridderzaal (…), goedbeschouwd ben je er als parlementariër eigenlijk tamelijk nutteloos.””
Dáár zou Te Velde graag iets aan veranderen. „Het Nederlandse parlement heeft vanouds een erg sobere, zakelijke uitstraling. Dat verander je niet zomaar. Wat je wel kunt doen, is de Tweede Kamer, die nu op Prinsjesdag vooral decor is, op die dag een actievere rol geven. Als de koning naar huis is, mogen wat mij betreft de Kamerleden hun oorlogskleding weer aantrekken en de algemene beschouwingen starten. Dan begint het feest van de democratie écht.”