„Gebrek aan geld voor monumenten soms een zegen”
Zelfs zijn eigen kantoor is vandaag opengesteld voor Open Monumentendag. Karel Loeff (45), directeur van erfgoedvereniging Bond Heemschut, is er een van de gidsen. Loeff is positief over de staat van de monumentenzorg in Nederland. Voor de toekomst blijft er echter genoeg te wensen.
toen
Het Muiderslot vond ik als kind een geweldig gebouw. Ik weet nog goed dat we daar waren. Prachtig dat het bewaard is gebleven. Later, toen ik me er verder in verdiepte, begreep ik dat de overheid het indrukwekkende kasteel zelfs een keer voor de sloop heeft aangeboden.
De overheidszorg voor monumenten is in de negentiende eeuw ontstaan. Victor de Stuers, een advocaat uit Maastricht en later voor de regering referendaris voor kunsten en wetenschappen, heeft daar een belangrijke rol in gehad. Hij zag dat het stedenschoon en belangrijke monumenten in Nederland ten onder dreigden te gaan door desinteresse. Hij heeft toen gepleit voor een grotere belangstelling vanuit de overheid voor monumenten. De Stuers was ook zelf actief in monumentenzorg. Zo vond hij voor De Haar in Haarzuilens een rijke baron die hij wees op het voorvaderlijk kasteel. Dat is toen gerestaureerd – en misschien wel mooier gemaakt dan het ooit was. De Stuers kocht ook panden aan, zoals een van de Schotse Huizen in Veere, die hij later aan de overheid schonk.
Veel is er gesloopt in de tijd van de industriële revolutie. Historische binnensteden kregen een andere inrichting. In Amsterdam werden grachten gedempt en bruggen verlaagd omdat het vervoer niet meer over het water ging, maar over de weg. Op het platteland verdween veel van de streekeigen bouwtrant. Zo werden houten huizen in de Zaanstreek vervangen door steen, dat was brandveiliger en bovendien goedkoper en gemakkelijker bouwen.
Net als rond de kunst ontspon zich een discussie over de vraag of erfgoed en monumenten wel een verantwoordelijkheid van de overheid waren, maar vanaf ongeveer 1900 is er gewerkt aan een lijst van ”monumenten van geschiedenis en kunst”.
Rond die tijd kwamen er ook particuliere initiatieven op. Burgerbewegingen drongen bij de overheid aan op wetgeving om monumenten te beschermen. Het zou tot 1961 duren voordat de Monumentenwet er was.
nu
Vandaag verzorg ik in het kader van Open Monumentendag rondleidingen in het Korenmetershuis aan de Nieuwezijds Kolk in Amsterdam, waar het kantoor van Bond Heemschut is gevestigd. Een pandje uit 1620. Voor onze sector is de Open Monumentendag een belangrijk publieksevenement. Er komen 900.000 mensen op af, die genieten van erfgoed en monumenten.
In ons land wordt gelukkig ingezien dat erfgoed waardevol is en bewaard moet worden. Zo’n 60.000 monumenten hebben de status van rijksmonument: woonhuizen, verreweg de grootste categorie, maar ook kerken, kastelen, molens en industrieel erfgoed. Er zijn circa 40.000 gemeentelijke monumenten in Nederland. Daarnaast heeft Nederland tien door Unesco erkende werelderfgoederen.
In het verleden moesten objecten ouder dan vijftig jaar zijn om monument te kunnen worden. Een volgende generatie zou pas objectief kunnen beoordelen wat voor waardevols er was nagelaten. De vernieuwingen in de bouw gaan echter zo snel dat ook jongere bouwwerken al aan het einde van hun levenscyclus zijn. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw zijn kerken en kantoorgebouwen gebouwd waarvan de architectuur zo bijzonder is dat ze beschermd dienen te worden. De monumentensector kwam tot nu redelijk onbeschadigd uit de financiële crisis. Dat heeft te maken met de regelingen die eigenaren ondersteunen bij het onderhoud van monumenten. Een waardevol systeem voor de instandhouding van monumenten.
straks
Met elkaar moeten we de goede status-quo die er voor monumentenzorg is, handhaven en waar mogelijk versterken. Erfgoed is heel belangrijk voor het toerisme. Via internet is tegenwoordig de hele wereld in beeld, maar juist daardoor zien mensen ook het belang van de monumenten in de eigen omgeving. Als dat zo blijft, zal het met de monumentenzorg wel goed komen.
De afgelopen decennia is er tot aan de crisis enorm veel gesloopt en gebouwd. Een beetje een pas op de plaats kan voor monumenten best een zegen zijn. Monumenten zijn gebaat bij geld, maar soms is gebrek aan geld ook een goed middel om ze in stand te houden. Je ziet het in historische steden en stadjes waar weinig geld was om te investeren. Daar is weinig gesloopt, met als gevolg dat er nu heel veel moois staat.
De rijksoverheid heeft een groot deel van de achterstand in restauraties weggewerkt. Onze zorg voor de toekomst is dat die achterstand weer gaat oplopen. Daarom is het zaak dat er bij de vaststelling van de cultuurbegrotingen na 2018 voldoende budget zal zijn om instandhouding van monumenten te garanderen. De rijksoverheid kan dat niet afschuiven op de gemeenten, die hebben het financieel al moeilijk genoeg.
Maar evenmin op de burgers. De provincies hebben inmiddels al wat opgepakt. Ook de rijksoverheid heeft een taak. Monumenten in stand houden kost geld, maar een mooie omgeving waarin het prettig wonen is, mét monumenten, levert de maatschappij indirect ook weer geld op.
Zorgen zijn er ten aanzien van grote objecten: kerken, die vaak bij de verdeling van het geld achter in de rij komen, particuliere historische buitenplaatsen, landgoederen. Daar moet meer geld in gestoken worden. Elk jaar dat er wordt gewacht met noodzakelijke restauratie, worden de kosten van herstel hoger.