Dat concludeert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in een dinsdag gepresenteerd onderzoek waaruit blijkt dat het aandeel van bedrijven in het nationaal inkomen tussen 2001 en 2013 steeds groter is geworden, terwijl dat van huishoudens juist is gedaald.

Zo ging van het totaal aan beschikbaar inkomen de laatste vier jaar zo’n 55 procent naar huishoudens en iets meer dan 11 procent naar bedrijven. In 2001 ging nog 63 procent naar huishoudens en 5 procent naar bedrijven. De beschikbare inkomens van bedrijven stegen daardoor veel sneller dan van burgers. Waar bedrijven in de periode 2001–2013 hun inkomens zagen verdubbelen, kregen huishoudens er maar 18 procent bij.

De verschuiving van de verhoudingen wijt het CBS vooral aan de belastingen: deze stegen voor huishoudens sterk, door onder meer hogere belastingtarieven en de invoering van het nieuwe zorgstelsel. In tegenstelling tot huishoudens zijn bedrijven de laatste jaren juist minder belasting gaan betalen. Zo nam door een verlaging van de vennootschapsbelasting de belasting op inkomen af van 13,7 miljard euro in 2001 tot 9,9 miljard euro in 2013.

Het CBS meldde vanmorgen verder dat de koopkracht van Nederlanders vorig jaar (met 1,1 procent) voor het vierde achtereenvolgende jaar op rij is gedaald.

Vrijwel alle bevolkingsgroepen leverden in, maar uitkeringsgerechtigden en zelfstandigen het meest. Tussen 1985-2009 groeide de koopkracht van burgers juist vrijwel voortdurend.