Buitenland

Rohingya’s in Birma vormen vergeten volk

Dosmeda Bibi, net een jaar oud, woont al sinds haar geboorte in een opvangkamp in Birma voor Rohingya’s, een van de meest vervolgde religieuze minderheden ter wereld. En net als andere Rohingyakinderen die aan voedselgebrek lijden vertoont ze de eerste tekenen van ernstige ondervoeding. Haar maag is opgezwollen en ze is vel over been. Terwijl andere kinderen van haar leeftijd kunnen zitten of staan, kan zij zich nog niet eens omrollen, tenzij haar moeder haar voorzichtig een zetje geeft.

Redactie buitenland
5 September 2014 22:36Gewijzigd op 15 November 2020 12:45
TEKNAF. Rohingya-vluchtelingen in opvangkamp Teknaf. Voor veel ontheemden dreigt hongersnood. De Birmese regering bekommert zich nauwelijks om hen en belemmert ook hulporganisaties in hun werk. beeld AFP
TEKNAF. Rohingya-vluchtelingen in opvangkamp Teknaf. Voor veel ontheemden dreigt hongersnood. De Birmese regering bekommert zich nauwelijks om hen en belemmert ook hulporganisaties in hun werk. beeld AFP

„Ik ben bang dat ze niet lang meer zal leven”, fluistert haar moeder, Hameda Begum, terwijl ze naar de donkere, diepliggende ogen van haar dochter kijkt. „We hebben nauwelijks te eten. Op sommige dagen kan ik maar een paar hapjes rijst voor haar bij elkaar scharrelen.”

In Birma kwam ondervoeding onder kinderen al veel voor in vergelijking met andere landen in de regio, maar in de westelijke staat Rakhine, waar bijna alle 1,3 miljoen Rohingya’s die Birma telt wonen, is het bijna een normaal verschijnsel.

Meer dan 140.000 Rohingya’s, moslims, wonen in overvolle, vieze kampen sinds extremistische boeddhistische bendes hen twee jaar geleden uit hun huizen begonnen te verjagen. Daarbij vielen zo’n 280 doden. De anderen zitten vast in dorpen die als gevolg van systematische discriminatie van de buitenwereld zijn afgesloten. Rohingya’s mogen zich niet vrij verplaatsen en hebben slechts beperkt toegang tot voedsel, schoon water, onderwijs en gezondheidszorg.

Zelfs voor het geweld uitbrak meldde het bureau voor humanitaire hulp van de Europese Unie (ECHO) al dat in Rakhine, de op een na armste staat van het land, 23 procent van de bevolking aan acute ondervoeding leed. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) spreekt bij 15 procent van een noodsituatie.

Nu de moessonregens neerkletteren op de plastic tenten en bamboehutten in de kampen, is de situatie voor kinderen als Dosmeda nog ellendiger en gevaarlijker geworden. Naakte jongetjes en meisjes rennen over de modderige, smalle paadjes, of spelen in plassen ongezuiverd rioolwater, waardoor ze het gevaar lopen via water verspreide dodelijke ziektes op te lopen. Van sommige kinderen vertoont het zwarte haar rode of blonde plukken, een teken van ondervoeding.

Na afloop van een tiendaags bezoek aan Rakhine, vorige maand, omschreef speciaal rapporteur van de Verenigde Naties voor de mensenrechten in Myanmar Yanghee Lee de situatie als abominabel.

In Birma, een overwegend boeddhistisch land, kwam pas een paar jaar geleden een eind aan een militaire dictatuur die een halve eeuw had geduurd. De Verenigde Staten, Groot-Brittannië en andere landen spraken zo nu en dan hun zorgen uit over de behandeling van de Rohingya’s, maar keken voornamelijk werkeloos toe hoe de situatie van de vervolgde minderheid verslechterde.

Sommige ambassadeurs en donorlanden erkennen onofficieel dat de angst bestaat dat een te harde aanpak van de nieuwe burgerregering, die voor een groot deel uit ex-militairen bestaat, pogingen om het land tot vergaande democratische hervormingen te bewegen zou dwarsbomen. Anderen willen belangrijke ontwikkelingsprojecten, waar miljarden mee gemoeid zijn, in het land niet in gevaar brengen.

Mede door de terughoudend-
heid van de internationale gemeenschap hebben de boeddhistische extremisten het idee gekregen dat ze hun gang kunnen gaan. In Rakhine maken zij uit hoe hulp verdeeld wordt.

De vertegenwoordiger van VN-kinderfonds Unicef in Birma, Bertrand Bainvel, ging vorige maand zo ver dat hij zich verontschuldigde voor het gebruik van het woord Rohingya. Het woord was gevallen tijdens een presentatie over projecten voor kinderen in Rakhine. De Birmese regering staat erop dat Rohingya’s Bengalezen worden genoemd.

De regering zegt dat de Rohingya’s illegale immigranten uit het buurland Bangladesh zijn en weigert hun het Birmese staatsburgerschap te geven, hoewel ze vaak al generaties lang in Birma wonen. Met hun donkere, Zuid-Aziatische uiterlijk worden ze door de grote meerderheid van de 60 miljoen Birmezen met minachting bekeken. Zelfs oppositieleidster Aung San Suu Kyi, winnares van de Nobelprijs voor de vrede, heeft haar mond vrijwel niet opengedaan over het geweld tegen de Rohingya’s.

De omstandigheden in de kampen –en elders in Rakhine–- verslechterden nog toen de regering in februari Artsen zonder Grenzen wegstuurde. De Rohingya’s waren voor medische hulp vrijwel volledig aangewezen op AzG. Een maand later trokken andere humanitaire organisaties zich tijdelijk terug, nadat hun huizen en kantoren waren aangevallen door boeddhistische extremisten, die beweerden dat ze moslims een voorkeursbehandeling gaven. Veel organisaties zijn inmiddels teruggekeerd, maar hun bewegingsvrijheid is enorm beperkt.

AzG werd tot nog toe uit Rakhine geweerd, maar begin deze maand zei de regering dat de organisatie weer welkom is. „Het is belangrijk dat buitenlandse regeringen en internationale actoren duidelijk maken dat toegang tot humanitaire hulp geboden is”, aldus een woordvoerder van AzG.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer