Bij 23 van de 35 onderzochte ondernemingen bleek de schuld opgelopen. In 2007 was de schuld van de onderzochte fondsen 25,3 miljard euro. Aan het einde van vorig jaar was deze opgelopen tot 54,4 miljard euro. De toename komt voor rekening van een handjevol bedrijven, zoals Heineken (9,1 miljard euro), Philips (6,6 miljard euro), Reed Elsevier (2,9 miljard euro) en AkzoNobel (1,5 miljard euro).

Bij AkzoNobel is de kaspositie omgeslagen in een nettoschuld door onder meer de dure overname van verfconcern ICI, dividendbetalingen aan beleggers en hoge investeringen. Een hoge schuld is volgens de VEB ook niet per definitie problematisch. Als een bedrijf geld leent om te investeren of overnames te doen, kan dat de verdiencapaciteit van een onderneming verbeteren. Door de historisch lage rente is lenen momenteel ook buitengewoon goedkoop en dat zal voorlopig ook de norm blijven.

De meest gebruikte maatstaf voor de verdiencapaciteit door beleggers is de winst voor belasting, rente en afschrijvingen (ebitda). Uit het onderzoek blijkt dat de ebitda in de laatste 6 jaar wel was gegroeid, maar minder hard dan de schuldenlast.

Bij de vergelijking zijn Shell en ArcelorMittal niet meegenomen, omdat die concerns vanwege hun omvang de resultaten uit het lood zouden slaan. Ook vastgoedbedrijven en financiële instellingen zijn buiten beschouwing gelaten omdat zij op een andere manier met schuld omgaan.