Verwarrende tijden voor mariniers in Irak
De tachtig commando’s die sinds kort in het zuiden van Irak zijn, hebben nog weinig resultaten geboekt in hun zoektocht naar terroristen die aanslagen op de 1200 Nederlandse militairen zouden willen plegen.
De mariniers in de provincie al-Muthanna hebben veel meer te stellen met gewone criminelen, plunderingen en uit de hand gelopen schietincidenten dan met het terroristennetwerk al-Qaida. De commando’s hebben diep in de woestijn nog geen terrorist gezien, hoogstens een enkele nomade en een Irakees die op valkenjacht was. Mogelijk komen ze daarom eind deze maand naar Nederland terug.
Het zijn intussen verwarrende tijden voor het trotse Korps Mariniers. Eerst kreeg het van politiek Den Haag ondersteuning van tachtig commando’s, waarbij het beeld ontstond dat de commando’s de mariniers gingen beschermen. Niet lang daarna werd een van de beste leden van het korps op last van het openbaar ministerie in Arnhem aangehouden op verdenking van moord. Daar wordt een doorsnee marinier ongelukkig van en dat is met een bliksembezoek van premier Balkenende niet in één klap verdwenen.
Het schietincident met dodelijke afloop heeft het optreden van de Nederlandse mariniers in Irak niet veranderd, zegt hun commandant, luitenant-kolonel R. Oppelaar. De geweldsinstructies, waarin staat hoeveel geweld de militair bij incidenten mag gebruiken, zijn nog altijd duidelijk. Bovendien lijkt de lokale bevolking de mariniers het dodelijk schot niet echt te verwijten. Er is geen sprake van wraakzucht.
Een veel groter probleem is de aflossing de komende weken van ongeveer 150.000 Amerikaanse militairen in de soennitische driehoek rond Bagdad. Dat leidt tot een grote stroom konvooien en vrachtwagens, die zich alle over de soms enkelbaans weg door het Nederlands gebied van en naar Basra wurmen. Bagdad-Basra is één lange file van vrachtwagens, opleggers en brandstoftrucks.
Dan heeft er wel eens een vrachtwagen pech of laat een bange of corrupte Iraakse chauffeur zijn wagen vol goederen langs de kant van de weg staan. Wie over de weg door al-Muthanna rijdt, ziet groepjes Iraakse mannen gehurkt op een kleine afstand van de weg, klaar om te plunderen, zodra dat kan.
Die kansen waren er de afgelopen weken. De mariniers moesten meerdere keren in actie komen. Soms voorkomen de Amerikanen plundering door een defecte vrachtwagen brandend achter te laten. Zo valt er niets meer te plunderen, een kopzorg minder voor de mariniers.
Oppelaar sprak ook met premier Balkenende en staatssecretaris Van der Knaap van Defensie over de plunderingen en schietincidenten, toen de twee CDA’ers woensdag een bezoek brachten aan Camp Smitty bij As Samawah, de hoofdstad van de ’Nederlandse’ provincie al-Muthanna.
De drie incidenten van de afgelopen twee weken, waarbij mariniers waarschuwingsschoten losten, hebben de angst voor aanslagen door terroristen naar de achtergrond verdrongen. Na de aanslag op het Italiaanse hoofdkwartier in november, waarbij negentien Italianen omkwamen, zat de schrik er bij de Nederlandse politiek en bevolking goed in. Maar sindsdien is het kwetsbaarste gebouw van de Nederlanders, van waaruit ze in het centrum van As Samawah aan de wederopbouw van Irak werken, verstevigd met zeecontainers, een rij betonnen platen en twee rijen zandmuren.
Belangrijker nog is aanslagen via het verzamelen van inlichtingen te voorkomen, de taak van de commando’s. Maar die hebben nog geen terrorist gezien. „Toen we hier aankwamen, zijn ze kennelijk vertrokken, want we hebben er nog niet een gevonden”, aldus hun commandant, majoor J. de Lange.
De commando’s werden op advies van de chef-defensiestaf in december naar Irak gestuurd om in het zuiden van al-Muthanna informatie over terroristen te vergaren. Hoewel de commando’s zich in kleine groepjes lang in de woestijn aan de grens met Saudi-Arabië kunnen schuilhouden, hebben ze nog geen terrorist ontdekt. Wel kwamen ze veel bedoeïenen en soms een Irakees op valkenjacht tegen.
Geruchten over drugs- en wapensmokkel in het grensgebied hebben nog geen concrete vondsten opgeleverd, op een paar wapens in de achterbak van een personenauto na. Maar de Amerikaanse bezettingsmacht in Irak heeft bepaald dat elk Iraaks huishouden net als de Amerikanen een wapen mag hebben.
De Irakezen mogen hun wapen niet zichtbaar in het openbaar dragen. De Nederlanders proberen hen het wapengebruik als uiting van vreugde af te leren. „Ik heb niet de illusie dat wij de bevolking kunnen ontwapenen en we gaan niet actief van huis naar huis. Dat zou bovendien de illegale handel alleen maar aanwakkeren”, aldus Oppelaar.
Volgens de bataljonscommandant is de situatie in al-Muthanna „relatief veilig en stabiel, maar fragiel.” Hij vindt niet dat hij te weinig inlichtingen over terroristen en andere potentiële dreigingen voor de stabilisatiemacht in Irak krijgt. „We weten niet alles wat er gebeurt in onze provincie, maar dat wordt beter naarmate we meer samenwerken met de Iraakse autoriteiten.” Oppelaar heeft, anders dan zijn voorganger, geen problemen met de Britten en Amerikanen die in het verleden wel eens verzoeken voor verkenningsvluchten of inlichtingen weigerden. Zij honoreren alles wat de commandant vraagt.