Een tijdelijk monument
Titel:
”De Nederlandse slavenhandel 1500-1850”
Auteur: P. C. Emmer
Uitgeverij: Arbeiderspers, Amsterdam, 2003
ISBN 90 295 1560 0
Pagina’s: 294
Prijs: € 17,95. Nietsvermoedend zat de professor uit Leiden in zijn werkkamer toen een studente zich door de openstaande deur naar binnen stortte. Buiten adem waarschuwde ze hem voor een komende moordaanslag door een Surinamer. Die had zijn boek gelezen en had het vaste voornemen de professor van het leven te beroven. Het is gelukkig niet gebeurd.
Dit voorval is te lezen in het nawoord van het boek van professor P. C. Emmer ”De Nederlandse slavenhandel 1500-1850”. De eerste druk uit 2000 maakte zo veel emoties en reacties los dat er nu een tweede druk met nawoord verschenen is. Zelfs in Kleio, een professioneel blad voor geschiedenisleraren, werd gesteld dat de lezers dit boek maar niet moesten lezen want het zou niet bijdragen aan de erkenning van het slavernijverleden. In het nawoord gaat de schrijver in op al die kritiek en dat geeft het boek een meerwaarde. Het zal duidelijk zijn, gezien het hierboven beschreven incident, dat ik met meer dan gewone belangstelling dit boek ben gaan lezen. Want waarom kwamen er zo veel reacties?
Het boek leest als een roman. Met een trefzekere pen, soms op een onderkoelde manier, gooit de schrijver allerlei oude beelden van deze zwarte bladzijden uit onze geschiedenis omver. Zo bewijst hij op wetenschappelijke gronden dat ons land helemaal geen grote winsten behaalde uit de slavenhandel, maar eerder verlies leed. Dat de Afrikaners zélf hun eigen volksgenoten verhandelden en niet de Europeanen. Afrikaanse negers werden aan boord van de slavenschepen niet bijzonder slecht behandeld. Het aantal sterfgevallen onder hen was bijvoorbeeld net zo groot als onder de bemanningsleden. Dit kwam door allerlei meegebrachte ziektes, waartegen geen middelen bestonden.
Als Emmer schrijft dat de gemiddelde ruimte voor een slaaf tijdens de overtocht ongeveer net zo veel was als een plaats in de economyclass in een Boeing 747, ja, dan zijn de rapen gaar. Hij voegt er overigens aan toe dat de tocht over zee natuurlijk veel langer duurde dan een vliegtocht van tien of twaalf uur, waardoor het aantal beschikbare centimeters per passagier veel te weinig was. Maar ook voor landverhuizers uit Europa naar de nieuwe wereld gold deze transportnorm. Emmer geeft in zijn nawoord toe dat hij deze vergelijking beter niet had kunnen maken.
Ereschuld
Vindt professor Emmer de slavenhandel en slavernij dan niet erg? Zo lijkt het misschien en zo heeft een deel van de critici het ook opgevat. Maar dan doen we de schrijver geen recht.
De laatste jaren is de slavenhandel in Nederland een politiek beladen onderwerp geworden. Heeft Nederland geen ereschuld tegenover Surinamers en Antillianen? Moeten er geen herstelbetalingen gedaan worden? Een monument misschien? We moeten iets doen om onze schuld ten opzichte van de nazaten van de slaven goed te maken. Dat is althans de publieke opinie. Vervolgens zijn er allerlei historische publicaties van amateur- en professionele historici verschenen waarin de wandaden van de Nederlanders bij de slavenhandel op een niet altijd wetenschappelijke manier beschreven zijn om het schuldgevoel van de Nederlanders te vergroten.
De geschiedenis wordt voor het karretje van het politiek correct denken gespannen. Het is politiek correct om slavenhandel en slavernij voluit te veroordelen, want dat past bij de emancipatie van onze zwarte medemens. Slavernij zou de maatschappelijke achterstand van de etnische groepen veroorzaakt hebben. En dat alles vanuit de houding: Hoe hebben onze voorouders dat toch allemaal kunnen doen? Men kijkt door de bril van 2003 naar het verleden en legt de huidige waarden en normen over de geschiedenis van de zeventiende en de achttiende eeuw. We laten de geschiedenis dan buikspreken. Met deze geschiedopvatting veegt Emmer de vloer aan, gebruikmakend van forse uitspraken en tegen heel wat schenen schoppend.
Geen veroordeling
Vooropgesteld moet worden dat de Leidse hoogleraar het een moreel tekort vindt dat Nederland, al was het maar voor 5 procent, heeft meegedaan aan de slavenhandel en slavernij heeft toegestaan in zijn koloniën. Ook vindt hij dat ons land schromelijk tekort is geschoten bij de afschaffing van slavenhandel en slavernij. We liepen hierbij niet voorop, maar achteraan. Dit oordeel geeft hij dus. Volgens de critici had hij echter moeten véroordelen! En dat doet Emmer nu juist niet. Hij vindt dat hij de feiten moet weergeven en dat de lezer zelf moet oordelen. Zo heb ik zijn boek ook ervaren, als een poging om erachter te komen, om met Von Ranke te spreken, „wie es eigentlich gewesen [ist].”
Emmer kan zonder meer een kenner op het gebied van de slavenhandel genoemd worden. Met name het archief van de Commercie Compagnie te Middelburg, de grootste Nederlandse slavenhandelsrederij uit de achttiende eeuw, heeft hem een schat aan informatie opgeleverd. Hij diepte er gegevens van het ene slavenschip na het andere uit op en vergeleek ze met bijvoorbeeld de gegevens van migrantenschepen die de vele Europeanen naar Amerika verscheepten.
De slavenhandel in ons land begon in 1637, met Brazilië als ’afzetgebied’. De West-Indische Compagnie (WIC) hield zich er onder meer mee bezig. Met allerlei ruilgoederen, zoals textiel, geweren, alcoholica en kaurischelpen, een oud betaalmiddel (en dus geen kraaltjes en spiegeltjes zoals men altijd geloofde), voer zo’n slavenschip naar de kust van West-Afrika. Daar moest men wachten op het aanbod van de Afrikaanse slaven, dat door Afrikanen zelf geregeld werd. Vervolgens voer men naar Zuid- en Midden-Amerika. Daar werd ontscheept en met een retourvracht van huiden, cacao en tabak werd de terugreis aanvaard. De slavenhandel in ons land is officieel verboden door koning Willem I in 1814. Daarna zijn er nog wel illegale transporten geweest.
”Grote diverije”
Het was niet zo voor de hand liggend dat Nederlanders slaven zouden vervoeren. Zoiets deed de vijand in de Tachtigjarige Oorlog, Spanje of Portugal, en later Engeland. Het economisch gewin zette deze morele overweging echter opzij. Dus ging Nederland ook meedoen, vooral vanuit Middelburg. Er waren toen niet veel tegenstemmen, maar ze wáren er wel. Dominee Smijtegelt noemde de slavenhandel „grote diverije.” Andere predikanten hadden er minder moeite mee. Udemans vond dat men wel mee mocht doen aan de slavenhandel als de slaven in een rechtvaardige oorlog gevangen waren genomen. Als een slaaf christen werd, moest hij na zeven jaar worden vrijgelaten. Weer anderen verdedigden slavernij en slavenhandel met de theologische redenering dat ze nakomelingen van Cham waren en dus onder een vloek lagen.
Eigenlijk zitten we hier bij een van de kernpunten. Het hebben van slaven was in Afrika en overal in de wereld, ook in Oost-Europa, de gewoonste zaak van de wereld. Het was juist abnormaal dat ze er in West-Europa niet waren. Terwijl er landlopers en armen genoeg waren. Die hadden toch ook op transport gesteld kunnen worden! Dat vond een Afrikaanse ooggetuige tenminste. Eigenlijk was er sprake van een dubbele moraal. Het eigen blanke ras werd niet verhandeld, maar wel de zwarte medemens.
In de zeventiende en de achttiende eeuw was slavernij en dus ook de slavenhandel een aanvaard instituut. Zij hoorden, evenals de dubbele moraal, bij de normen van die tijd. Hiermee wordt de slavenhandel geenszins goedgepraat door de schrijver, maar wel genuanceerd en in zijn tijd geplaatst. Waarbij Emmer zijn verwondering uitspreekt over de politiek correcte denkers die dit alles vreselijk vinden en die de slechte behandeling van kinderen en minderbedeelden in eigen land in dezelfde eeuwen maar wegdrukken in de historische vergeethoek. En waarom winden we ons ook niet op over de wrede manier van straffen die voor onze voorouders heel normaal was, maar waar wij ons nu voor schamen? Selectieve verontwaardiging dus.
Geen herstelbetalingen
In het nawoord houdt de schrijver zijn harde conclusies staande. Van herstelbetalingen aan de nazaten wil hij niet weten. Wie moet betalen en aan wie? Hij geeft de lezers die na het lezen van zijn boek zich toch schuldig voelen voor het slavenverleden van Nederland de raad van professor Van Deursen mee, dat je je alleen schuldig moet voelen voor daden waar je zelf verantwoordelijk voor bent. Een monument om de zwarte bladzijden uit te wissen? Het is er gekomen en wel in Amsterdam, een politieke keus van de voormalige paarse regering, want in Amsterdam woonde de grootste concentratie Afro-Surinamers. Tegen dit politiek correcte denken kan de geschiedenis niet op. Het had eigenlijk in Middelburg of Vlissingen moeten staan, want daar voer driekwart van alle slavenschepen uit.
De schrijver ziet zijn boek als een tijdelijk monument om de publieke opinie over dit ”zwarte” verleden te informeren, op een eerlijke manier. Hij is daarin geslaagd en ik kan het aanbevelen dit tijdelijke monument te bekijken.