Handelsvriend als ideale schoonzoon
Titel:
”Handel tussen Rusland en de Nederlanden, 1560-1640”
Auteur: E. Wijnroks
Uitgeverij: Verloren, Hilversum, 2003
ISBN 90 6550 747 7
Pagina’s: 440
Prijs: € 36,-. Het was niet alleen koud in het Rusland van rond 1700, de inwoners aten er ook bedorven voedsel, drankmisbruik was aan de orde van de dag, men kon het slachtoffer worden van velerlei ziekten en de zeden waren ruw. Bovendien was er onder de Nederlandse kooplieden sprake van „naijver, achterklap, openlijke tegenwerking, ja zelfs onderlinge geweldpleging.”
De historicus E. H. Wijnroks geeft in zijn dissertatie ”Handel tussen Rusland en de Nederlanden, 1560-1640” een beeld van de Nederlandse Rusland-handel en vooral van de samenstelling van de koopliedennetwerken die zich hiermee bezighielden. Voor 1585 was Antwerpen het centrum van deze handel, daarna nam Amsterdam het voortouw.
De Nederlandse koopman en het netwerk waarin deze functioneerde is een onderwerp dat historici al langere tijd interesseert. In de dertien jaar dat Wijnroks met zijn proefschrift bezig was, verscheen er onder meer een dissertatie van O. Gelderblom over de deelname van Zuid-Nederlandse kooplieden aan het openbare leven van Amsterdam (1999) en schreef J. W. Veluwenkamp over Nederlandse ondernemers in Rusland (2000). Verder was er het spraakmakende werk van J. Israel: ”Dutch primacy in world trade, 1585-1740” (1989).
Wijnroks deelt zijn werk in tweeën: de periode van de Antwerpse Rusland-handel en een tweede deel over de Amsterdamse handel op Moskovië. Daarmee wil hij aantonen dat Holland na 1585 zich niet uit het niets tot een economische wereldmacht ontwikkelde, maar dat Zuid-Nederlandse handelsgeslachten daarbij een grote rol speelden.
In de periode dat de Rusland-handel voornamelijk vanuit Antwerpen plaatshad, was er een drietal belangrijke Russische handelsgebieden, te weten de Baltische havenstad Narva, het Kola-schiereiland en de delta van de Noordelijke Dvina. De Nederlanders exporteerden naast goedkope gebruiksgoederen vanaf het begin ook extreem kostbare waren, zoals brokaat, edelmetalen en specerijen. Kostbaar bont, huiden, was en talk vormden de belangrijkste retourvracht.
Om een goede marktpositie te veroveren, diende een koopman over een uitgebreid netwerk te beschikken. Verhelderend is hoe Wijnroks de belangrijke positie van de oudste schoonzoon schetst. De Antwerpse kooplieden waren veelal jaren ouder dan hun echtgenoten en hadden kinderrijke gezinnen. Gezien het te verwachten vroegtijdige overlijden van de koopman, werd gezocht naar een ideale schoonzoon, doorgaans een hooguit vijftien jaar jongere handelsvriend. Na de dood van zijn schoonvader kon deze opklimmen tot pater familias en het handelsnetwerk, waarin ook de jongere kinderen van het gezin een plaats dienden te krijgen, continueren en uitbreiden.
Toen na 1585 de Nederlandse handelsactiviteiten zich verplaatsten van Zuid naar Noord, verschoof het centrum van de handel in Rusland van west naar noord. Archangelsk werd de belangrijkste havenstad. Wijnroks concludeert dat de meeste Amsterdamse Rusland-handelaren een „vaak al decennia oude handelsoriëntatie van het eigen Brabantse familienetwerk” voortzetten. De producten waarin na 1585 werd gehandeld, verschilden niet wezenlijk van die van vóór de val van Antwerpen. Wel vonden er verschuivingen plaats: vanaf ongeveer 1620 werd er bijvoorbeeld veel oorlogsmateriaal naar Rusland vervoerd. Tot 1620 bleef de Rusland-handel een winstgevende zaak, daarna werd de markt grilliger en onvoorspelbaarder.
Ook de netwerken van Amsterdamse handelaren worden door Wijnroks uitvoerig beschreven. Veel Zuid-Nederlandse families als Walle, Le Maire, De Vogelaer en De Moucheron waren bij de Rusland-handel betrokken. De netwerken hebben overigens soms een buitengewoon complexe structuur. Het is jammer dat de lezer daarbij geen steun kan vinden bij een sociogram, waarin de verbanden tussen de kooplieden schematisch worden weergegeven. Duidelijk is dat de zogenaamde ”oud-Brabanders” een gesloten gemeenschap vormden, die de Rusland-handel domineerde. Toch kwamen sociaal gedrag en economisch handelen gaandeweg losser van elkaar te staan. „Opportunisme, individualisme en berekend eigenbelang” werden kenmerkend voor het Amsterdamse handelsmilieu en ook de Zuid-Nederlanders pasten zich hieraan aan.
Het proefschrift van Wijnroks geeft een uitvoerig beeld van de handel tussen Rusland en de Nederlanden. Voor zijn studie maakte Wijnroks onder meer gebruik van niet eerder vertaald Russisch bronnenmateriaal. Dat zorgt voor veel nieuwe en unieke informatie over de handel met Rusland. Het minst sterk is de auteur in zijn aanvallen op gezaghebbende schrijvers. Israel, Weber en Gelderblom krijgen ervan langs, maar erg overtuigend zijn de argumenten niet. Hooguit kan worden gezegd dat de Rusland-handel kon afwijken van algemene patronen zoals die door historici zijn gesignaleerd. Veel echt nieuwe informatie hierover biedt het proefschrift niet, als detailstudie is het wel illustratief voor het onderzoek naar sociale netwerken.
Door het onderwerp wat meer in het kader van de tijd en van andere koopliedennetwerken te plaatsen, had de auteur in zijn boek algemener geldende uitspraken kunnen doen en daarmee was de wetenschappelijke waarde groter geweest. Het is bovendien jammer dat de voor dit boek zo belangrijke menselijke relaties weliswaar uitvoerig worden beschreven, maar dat de handelaren zelf nauwelijks tot leven komen. Niettemin een boek dat vlot is geschreven en een schat aan informatie in zich bergt.