De apostel Petrus sterft in 64 na Christus de marteldood, waarschijnlijk door kruisiging. Eerder dat jaar legt een verwoestende brand een groot deel van Rome in as, en keizer Nero geeft de christenen de schuld.
De oorzaak van de vuurzee is 1700 jaar na dato nog steeds niet helemaal duidelijk. Liet Nero, die van 54 tot 69 na Christus over het Romeinse Rijk regeerde, de brand aansteken om een nieuwe stad –met zijn eigen naam– te kunnen bouwen? Of werd de keizer overvallen door het vuur, door de snelheid waarmee het om zich heengreep en twee derde van zijn vaderstad verslond?
Hulpeloze kindertjes
In de nacht van 19 juli breekt er opeens brand uit in de winkels onder de houten tribunes van het Circus Maximus. Het is een droge zomer, en de vlammen verspreiden zich in een razend tempo, want de meeste huizen in Rome zijn van hout. Dan slaat de brand over naar de gebouwen op het Forum Boarium, de tempels op de Aventijn en de keizerlijke paleizen op de Palatijn.
Het verwoestende vuur kan moeilijk bedwongen worden, noteert de Romeinse geschiedschrijver Publius Cornelius Tacitus in zijn Jaarboeken. „Het gelamenteer van de vrouwen in paniek, de zwakke grijsaards of de hulpeloze kindertjes en zij die voor zichzelf een goed heenkomen zochten en zij die anderen trachtten te helpen, al sjouwend met invaliden, of wachtend op hen die minder goed ter been waren, deels door te blijven staan, deels door voort te rennen – dit alles veroorzaakte stagnatie.”
Vijf dagen woedt de brand; pas dan weten de Romeinen het onder controle te brengen. Aan de voet van de Esquilijn is een groot aantal huizen en een pas gebouwd deel van het nieuwe paleis van Nero afgebroken, waardoor het vuur zich niet verder kan uitbreiden. Als de brand eindelijk is geblust, zijn vier van de veertien stadswijken helemaal verwoest en zeven zwaar beschadigd.
Nero, die in zijn villa in Antium verblijft, vindt het eerst niet nodig om naar Rome te komen. Pas als het vuur zijn paleis bedreigt, keert hij terug. De eeuwige stad is een vlammenzee. Volgens de Romeinse historici Cassius Dio en Suetonius trekt Nero een toneelkostuum aan en draagt op het balkon van zijn paleis een gedicht voor over de ondergang van Troje. Maar de keizer organiseert ook hulpacties: hij laat noodbarakken bouwen om de berooide volksmenigte kunnen huisvesten en zorgt voor extra levensmiddelen uit de havenstad Ostia en uit de naburige gemeenten.
Nadat het vuur op de zesde dag beteugeld is, kan de herbouw van de stad beginnen. Nero heeft grootse plannen. Hij wil een belangrijk deel van de vrijgekomen grond gebruiken voor de bouw van een reusachtig paleis, het Gouden Huis, met daaromheen een enorm park met bos- en waterpartijen.
Dan klinken er geruchten dat de keizer zelf de brand heeft laten aansteken om ruimte te maken voor zijn bouwprojecten. Nero laat de goden en orakels raadplegen, maar de religieuze plechtigheden kunnen het „euvele gerucht” dat de brand op bevel is aangestoken niet de kop indrukken.
„En zo liet Nero, om radicaal een einde te maken aan deze praatjes, schuldigen aanwijzen die hij de meest geraffineerde folteringen liet ondergaan”, schrijft Tacitus. „Men begon alzo met gevangen te nemen diegenen die van hun geloof openlijk belijdenis aflegden; vervolgens op hun aanwijzing een zeer groot aantal mensen die schuldig werden verklaard, niet zozeer aan de hun ten laste gelegde brandstichting dan wel aan haat jegens het mensdom.”
Nachtverlichting
Het blijkt een slimme zet van Nero om de schuld van de brand in de schoenen van de christenen te schuiven. Die vormen sowieso een verdachte groep, omdat ze niet willen meedoen met de keizerverering en het brengen van offers aan de Romeinse goden. Voor het eerst in de geschiedenis vindt er een systematische christenvervolging plaats. Sommigen worden gekruisigd, net als hun Heere (Mattheüs 20:23). Vermoedelijk komen ook de apostelen Petrus en Paulus tijdens deze vervolgingen om het leven.
Tacitus beschrijft hoe de Romeinen de spot drijven met de christenen. „Zo vonden sommigen de dood door hen met wilde- beestenhuiden bedekt door de honden te laten verscheuren; velen werden óf aan het kruis genageld, óf moesten, voor de vuurdood bestemd en wanneer het daglicht was afgenomen, branden bij wijze van nachtverlichting.”
Nero stelde zijn eigen park open voor dit schouwspel. Verkleed als wagenmenner rijdt hij tussen het feestende publiek door. Maar de mensen krijgen medelijden met de christenen, die volgens Tacitus evenwel „schuldig waren en de meest ongehoorde bestraffing verdienden.” Zijn conclusie is dat ze „niet werden omgebracht voor het heil van de staat, maar geofferd aan de wreedheid van één enkeling.”
Vijand
De christelijke geschiedschrijver Eusebius kijkt in de vierde eeuw met afschuw terug naar de man die het aandurfde „de wapenen op te nemen tegen juist die godsdienst, die de ene Almachtige God erkent.” Nero was de eerste keizer „die zich als vijand opstelde tegen de vrome dienst aan God.”
De tweede-eeuwse apologeet Tertullianus is er zelfs een beetje trots op dat juist Nero zich in zijn brute wreedheid tegen de christenen in Rome keerde. „We kunnen er trots op zijn, dat deze man als eerste mens ons ging straffen. Want als je enigszins weet wie hij was, kun je wel inzien dat er niets waarlijk goeds te bedenken valt dat niet door Nero verdoemd is.”
Keizer Nero sterft op 9 juni, in het jaar 68. Hij laat het Romeinse Rijk bankroet en in totale chaos achter. De vervolgingen houden op en voor de christenen breekt een periode van relatieve rust aan. Voor dertig jaar.