„Jeugdzorg moet geen indicatiefabriek meer zijn”
ROTTERDAM. De nieuwe Jeugdwet wordt op 1 januari van kracht. Gemeenten en zorginstellingen bereiden zich voor op hun taak in het veranderende zorgstelsel. „Er kan een beter systeem ontstaan.”
Directeur René Meuwissen van Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam oogt opgeruimd. De meeste bureaus in het land verkeren in een lastige situatie. Het vaststellen op welke doorverwijzing een jeugdige met gedragsproblemen recht heeft, verdwijnt uit hun takenpakket. Voor de organisatie betekent dat: inkrimping.
„Ook wij worden kleiner, maar gedwongen ontslagen zijn vrijwel niet nodig”, verklaart Meuwissen zijn opluchting. „Het gros van de medewerkers van wie wij afscheid moeten nemen, gaat over naar FlexusJeugdplein, een collega-instelling. Op die manier blijft hun expertise behouden voor de sector en beperken wij de reorganisatiekosten.”
Met de overstap van zijn medewerkers verandert wel hun takenpakket, benadrukt de directeur. „De meesten van hen richtten zich tot nu toe op het opstellen van doorverwijzingen en het onderzoek dat daarvoor nodig is. Straks, bij FlexusJeugdplein, gaan ze actief hulpverlenen, soms preventief, aan kinderen of gezinnen waar anders grote problemen dreigen. Zo komen ze dus in de frontlinie terecht.”
De verschuiving past in het ideaalplaatje van het nieuwe jeugdzorgstelsel dat Meuwissen voor ogen heeft. „In Nederland hebben we van de jeugdzorg een indicatiefabriek gemaakt. Van indicatietijd moeten we hulpverleningstijd zien te maken. Dán wordt deze transitie een succes.”
Pleidooien om de Jeugdwet met een jaar uit te stellen, legde het kabinet naast zich neer. „Gelukkig maar”, vindt Meuwissen. „Gemeenten en jeugdzorginstellingen komen pas onder tijdsdruk in beweging. Uitstel zou hebben betekend dat elke vernieuwing in de sector die door de Jeugdwet in gang is gezet weer tot volgend jaar zou stagneren. En dat terwijl veel van die vernieuwingen veelbelovend zijn.”
Positieve ontwikkelingen ziet Meuwissen ook in Rotterdam. „Voorkomen dat kinderen uit huis moeten worden geplaatst, is een van de doelstellingen van de nieuwe wet. In Rotterdam heeft dat een flinke impuls gegeven aan de zogeheten dranghulp, waarbij ouders op sterk aandringen van hulpverleners vroegtijdig hulp en begeleiding accepteren. Het aantal gedwongen uithuisplaatsingen is sindsdien sterk gedaald.”
Door de Jeugdwet zijn gemeenten straks vrij om de eerstelijnsjeugdhulp naar eigen inzicht te organiseren. Voorwaarde is wel dat er voldoende deskundigheid moet zijn om jongeren te kunnen doorverwijzen naar meer gespecialiseerde zorg. Rotterdam gaat de eerstelijnsjeugdhulp organiseren in 42 sociale wijkteams. „In de omliggende gemeenten komen er 35”, zegt Meuwissen.
De directeur gelooft in de laagdrempelige aanpak. „De gemeente heeft bij het afsluiten van contracten gelukkig niet ingezet op de laagste prijs. Elders komt dat helaas wel voor. Punt van aandacht in Rotterdam is nog wel hoe breed het takenpakket van de teams straks moeten zijn. Het zou niet mijn voorkeur hebben om ze verantwoordelijk te maken voor alle hulpvragen rond zowel jeugdzorg, ouderenzorg, huisvesting als schuldsanering. Taken die gemeenten uitbesteden en zaken waarvoor ze rechtstreeks verantwoordelijk zijn, gaan dan door elkaar heenlopen. Dat kan leiden tot extra regelgeving en bureaucratie.”
De toekomstige rol van bureau Jeugdzorg in Rotterdam is duidelijk, stelt Meuwissen. „Wij blijven er voor de gespecialiseerde zorg aan kinderen die niet geholpen kunnen worden door de jeugd-ggd of het schoolmaatschappelijk werk. Ons streven is zo goed mogelijk aan te sluiten bij de wijkteams. Om die reden krijgen onze gezinsvoogden straks elk hun eigen wijk.”
Dit is het tweede deel van een drieluik over mensen die dit jaar betrokken waren bij veranderingen in de zorg.