Doopleven
Johannes 1:12
„Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden.”
Om in het geloof overvloedig te zijn, is ook zeer gezegend het rechte en betamelijke gebruik van de sacramenten, de doop en het avondmaal. Wat de doop betreft, zegt wellicht iemand: „Hoe kan dat zijn tot bevordering van het geloof? Want die heb ik maar eens ontvangen en zonder bewustheid. Hoe moet ik die dan tot mijn nut gebruiken?”
Het is waar, u bent maar eens gedoopt in uw vroege jeugd, maar wanneer u de aard van die doop wel beschouwt, kan hij tot veel voordeel zijn, als u er veel bij stilstaat en denkt: „Ik ben, toen ik nog maar een klein kindje was met het doopwater besprengd en daardoor aan een drie-enig God opgedragen. Daar heeft God de Vader betuigd dat Hij ook met mij een eeuwig verbond van de genade wilde oprichten. De Zoon dat Hij mij wilde wassen in Zijn bloed. De Heilige Geest dat Hij in mij wonen en mij tot een lidmaat van Christus heiligen wilde. En mijn ouders hebben voor mij dat verbond ingewilligd.”
Wat liggen er dan al banden van verplichtingen op mij om in een godzalige wandel oprecht voor God te leven. Ja, wanneer u uzelf menigmaal voor de Heere eens afvroeg: „Heb ik ook de betekende zaak van de doop ontvangen? Ben ik gewassen in Jezus’ bloed?” Dan zou de vrijmoedigheid des geloofs meer worden opgewekt.
Petrus Immens, predikant te Middelburg
(”De godvruchtige avondmaalganger”, 1752)