Opinie

Barmen: een woord dat helderheid schiep

De belijdenis van Barmen moet op haar inhoud beoordeeld worden en kan niet worden afgedaan als barthiaans product, aldus prof. dr. G. C. den Hertog.

Prof. dr. G. C. den Hertog
15 July 2014 21:10Gewijzigd op 15 November 2020 11:54
Adolf Hitler. beeld ANP
Adolf Hitler. beeld ANP

Dit voorjaar was het tachtig jaar geleden dat protestanten uit heel Duitsland bijeenkwamen in Barmen (Wuppertal), om als kerk de houding te bepalen in het Derde Rijk. Hitler was inmiddels goed een jaar aan de macht. Vele protestanten –ook leidinggevenden en theologen– hadden de machtswisseling met enthousiasme begroet. Men was in overgrote meerderheid ook graag bereid de kerk in haar spreken en handelen dienstbaar te maken aan de nazistaat.

In september 1933 vergaderde een synode, waar zo veel afgevaardigden in het uniform van Hitlers SA verschenen, dat ze als de ”bruine synode” de geschiedenisboeken is ingegaan. Deze synode putte zich uit in aanhankelijkheid aan de nationaalsocialistische ideologie door de ”Ariërparagraaf” (het verbod voor mensen van Joodse afstamming om een officieel ambt uit te oefenen) in te voeren in de kerk nog vóórdat de nazioverheid dat zelf gedaan had.

Protest kon niet uitblijven. Al spoedig vormde zich rond Martin Niemöller en enkele anderen –onder wie Dietrich Bonhoeffer– een ”predikantennoodbond” die deze maatregelen als in strijd met het belijden van de kerk verwierp. Tegelijkertijd werkte een groep van lutherse theologen, met name Hermann Sasse en Dietrich Bonhoeffer, aan een belijdenis, die een helder Bijbels tegengeluid moest laten horen.

Eind augustus 1933 was deze ”Betheler Bekenntnis” in concept gereed en werd vervolgens aan zo’n twintig theologen gestuurd, met het verzoek er hun handtekening onder te zetten. Karl Barth deed dat zonder enig voorbehoud, maar anderen hadden meer moeite. In november publiceerde Martin Niemöller een verwaterde versie ervan, die door de opstellers ervan niet meer werd onderschreven en bovendien geen kerkelijke status had.

Klare wijn

Daarmee was de behoefte aan een helder kerkelijk getuigenis echter niet minder geworden! Eind mei 1934 was het eindelijk zo ver dat vertegenwoordigers van diverse lutherse en gereformeerde kerken in Barmen bijeenkwamen, waar een kort ontwerp van een ”theologische verklaring” ter tafel lag. De daar aangenomen verklaring bestaat uit zes stellingen, die steeds op dezelfde manier zijn opgebouwd: eerst een of twee Bijbelteksten, dan een belijdende uitspraak en ten slotte een afwijzing van dwaalleer.

De eerste stellingen zijn het meest bekend geworden. In stelling 1 worden Johannes 14:6 en 10:1 en 9 geciteerd, waarna betuigd wordt dat Jezus Christus het ene Woord van God is dat wij in leven en sterven dienen te vertrouwen en gehoorzamen. Vervolgens wordt de gedachte dat de kerk als bron van haar verkondiging buiten en naast dit ene Woord van God nog andere gebeurtenissen en machten, gestalten en waarheden als openbaring van God kan erkennen als „valse leer” afgewezen. Het is geen vraag waaraan men toen concreet dacht.

Stelling 2 gaat uit van 1 Korinthe 1:30 en onderstreept dat, zoals Jezus Christus Gods belofte van de vergeving van al onze zonden is, zo en met dezelfde klem ook Gods krachtige claim op heel ons leven is. Door Hem ontvangen wij een blijde bevrijding uit de goddeloze bindingen van deze wereld tot een vrije en dankbare dienst aan Zijn schepselen. De gedachte dat er terreinen van het leven zijn waar we andere machten toebehoren en waar we ook niet de rechtvaardiging en heiliging door Hem zouden nodig hebben, wordt als valse leer afgewezen. Opnieuw: klare wijn!

Barthiaans?

Hoewel de tekst van de verklaring van Barmen officieel door een driemanschap werd opgesteld, is het geen geheim dat Karl Barth de hoofdauteur was en dat de beide anderen –Hans Asmussen en Thomas Breit– nauwelijks iets aan zijn ontwerp hadden veranderd. Men heeft de verklaring van Barmen daarom wel als „product van Barths theologie” bestempeld en afgewezen.

Echter, toen de ”vrije belijdenissynode” zijn woord tot het hare maakte, was dat geen „ja” tegen Barths theologie. De woorden moeten nu op hun inhoud beoordeeld worden. Dat in de verklaring de algemene openbaring niet wordt genoemd en dus ook niet erkend, zegt niet alles. We doen er goed aan te bedenken dat men in die tijd de algemene openbaring van God in volk, in ras, bloed en bodem, groot en zelfs beslissend gewicht toekende. De kerk móést zich wel terugtrekken op haar enige troost in leven en sterven: Christus.

Dat niet de Bijbel als bron van gezag wordt genoemd, maar Christus, hangt ook samen met de behoefte kort en ter zake te spreken. Tegenover (vooral) lutheranen die zich op Romeinen 13 beriepen om ‘Bijbels gelegitimeerd’ Hitler alle ruimte te geven, moest wel gezegd worden dat de Schriften van Christus getuigen en dat een beroep op een Bijbeltekst dat aan Hem voorbijgaat geen recht van bestaan heeft. Alleen door zo geconcentreerd te spreken kon de verklaring van Barmen een woord worden dat helderheid schiep, door terug te roepen naar de enige troost.

De auteur is hoogleraar systematische vakken aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer