Commentaar: Ereschuld voor christenen om mensenhandel te bestrijden
Bij de afschaffing van de slavernij liep Nederland niet bepaald voorop. Wie zich in de geschiedenis van de slavernij verdiept, verbaast zich erover dat zowel hier als in andere overwegend christelijke landen zulke enorme aantallen slaven verhandeld zijn: Nederland was verantwoordelijk voor 5 procent van de circa 10 miljoen slaven die door Europeanen vanuit Afrika werden weggevoerd.
Het is haast onmogelijk om zich vanuit de 21e eeuw te verplaatsen in de afwegingen die onze voorouders hierbij maakten. Echter, het slechtste wat we kunnen doen is weigeren om te leren van onze geschiedenis. Het leed dat de slavenhandel veroorzaakte laat zich niet meer uitwissen, maar christenen in onze tijd kunnen het wel tot hun ereschuld rekenen om elke nog bestaande vorm van mensenhandel tegen te gaan. Daarbij hoeven ze zich niet te beperken tot protesten tegen jonge kinderen in kledingfabrieken van Bangladesh, kopermijnen van Congo of drugstransporten in Indonesië. Ook in eigen huis valt orde op zaken te stellen. De Nationaal rapporteur mensenhandel constateerde recent een toename in Nederland (ruim 1700 slachtoffers in 2012), terwijl de echte aantallen een stuk hoger zijn.
Daarom is het een goede zaak dat de ChristenUnie zich hard maakt voor de aanpak van mensenhandel in de prostitutie. Kamerlid Segers maakte eind vorige week bekend dat hij samen met PvdA en SP werkt aan een initiatiefwetsvoorstel waardoor klanten van prostituees verplicht worden te melden als ze iets verdachts signaleren. Onvrijwillige prostitutie is moeilijk aan te pakken en daarom is het terecht dat een hoerenloper medeverantwoordelijk wordt gemaakt voor deze vorm van mensenhandel. Die aanpak vertoont parallellen met het strafbaar stellen van heling in een poging diefstal te ontmoedigen en op te kunnen sporen. Wie voor een paar tientjes een prima fiets, laptop of autoradio koopt, begrijpt direct dat die gestolen is. Zo’n vergelijking maakt ook duidelijk dat de wet die nu voorbereid wordt onvoldoende zal zijn om onvrijwillige prostitutie uit te roeien. Uiteraard is dat geen reden om dit initiatief niet toe te juichen.
Het zou vooral waardevol zijn als dit nieuwe wetsvoorstel een stap betekent in het anders denken over prostitutie. In Nederland komt nog steeds de gedachte voor dat de meeste prostituees hun lichaam vrijwillig ter beschikking stellen. De legalisering van de prostitutie is een van de trieste verworvenheden van de seksuele revolutie en miskent de kwetsbaarheid van jonge vrouwen. Laat de wet die nu wordt voorbereid daarom de discussie heropenen over het Zweedse model, waarbij klanten van prostituees sowieso strafbaar zijn. Politiek gezien is dat nu niet haalbaar en iedereen beseft dat zo’n verstrekkende wet prostitutie ook niet uit kan roeien, evenmin als het verbod op heling diefstal zal beëindigen. Maar de achterliggende gedachte dat een prostituee vooral slachtoffer is en haar klant meewerkt aan het in stand houden daarvan, sluit beter aan bij de realiteit van deze ‘bedrijfstak’. In Nederland gebeurt helaas precies het omgekeerde: de staat verdient mee door inkomstenbelasting te heffen op deze seksuele diensten.