STAPHORST. Surinaamse vrouwen communiceren via hun klederdracht. Staphorster vrouwen doen dat ook. Donderdagmiddag ontmoetten Staphorst en Suriname elkaar.
Een groep Surinaamse Nederlanders van de Evangelische Broedergemeente De Hernhutters uit Zeist was donderdagmiddag in Staphorst te vinden. Het ging om de zestigplusgroep De Kleine Kracht. Ze kregen bij café ’t Centrum een Staphorster folkloreshow voorgeschoteld.
Zussen Aaltje Hooikammer-de Boer en Hendrikje Faber-de Boer uit Staphorst, zelf dragers van de streekdracht, doen de ‘shows’ al dertig jaar. Zelden krijgen ook zij uitleg over klederdracht. Donderdagmiddag gebeurde dat wel. Vier Surinaamse dames droegen de lange jurk, de koto en de angisa-hoofddoek. Ze showden de ouderwetse stoffen, maar ook de moderne Surinaamse dracht. Uiteraard trokken ze wat van elkaar aan.
De kleding van Staphorst en Suriname is totaal anders, maar toch zijn er overeenkomsten. De gemoedstoestand van de draagster kan afgelezen worden aan de angisa-hoofddoek die gedragen wordt. Hetzelfde geldt voor de Staphorster dames en de kleuren die zij gebruiken.
Het Staphorster stipwerk, gebruikt in de dracht, is sinds september geplaatst op de Lijst Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed. Het Surinaamse traditionele angisa-binden en koto-maken staat sinds 21 juni van dit jaar ook op deze lijst. In Staphorst is er een stichting die het ambacht levend houdt, de Stichting Staphorster Stipwerk en ook in de Surinaamse gemeenschap is dat zo: de Stichting Surinaamse Vrouwen Bijlmermeer (SVB).