Verkiezing Staten test voor coalitie
PvdA en VVD regeerden voor het eerst samen –weliswaar met andere partijen erbij– tijdens de eerste twee kabinetten-Drees (1948-1952). Daarna begon een lange periode van wederzijdse uitsluiting. „Decennialang hebben beide partijen zich geprofileerd als de natuurlijke tegenpartij van de ander”, schetst universitair hoofddocent politicologie dr. P. van Praag van de Universiteit van Amsterdam.
Lokaal en provinciaal wisten beide partijen elkaar wel te vinden, zelfs in de hoogtijdagen van de polarisatie. Op nationaal niveau maakten ze pas in de twee paarse kabinetten (1994-2002) opnieuw deel uit van dezelfde coalitie. Die samenwerking verliep volgens Van Praag „opmerkelijk goed, mede door de leiders Kok en Dijkstal.”
Sinds 2012 regeren VVD en PvdA voor het eerst samen. Vooral dankzij de goede band tussen VVD-leider Rutte en PvdA-leider Samsom was de onderlinge sfeer in de coalitie bij de start uitstekend. „Dat er op enkele irritaties na geen grote spanningen zijn geweest tussen de regeringspartijen is eigenlijk best opmerkelijk”, meent Van Praag. Het gaat beter dan verwacht. „Dat komt door de wil om het kabinet tot een succes te maken, het gebrek aan alternatieven voor deze coalitie en de slechte stand in de peilingen voor beide partijen.”
Rumoer
Toch ontstond er binnen de PvdA al snel na het aantreden van het kabinet rumoer. Partijprominent J. Pronk, die „met volle overtuiging” deel had uitgemaakt van de beide paarse kabinetten, zegde eind mei vorig jaar zijn partijlidmaatschap op. Door in te stemmen met het regeerakkoord –met een strenger vreemdelingenbeleid en forse bezuinigingen op ontwikkelingshulp– „worden beginselen verloochend”, aldus de oudgediende. Ook liet de partij haar doel –„iedereen erbij betrekken en niemand loslaten”– los. „Onvergeeflijk en onherstelbaar”, luidde zijn snoeiharde oordeel.
Dat type kritiek is in de partij bepaald niet verstomd. „De PvdA is vervreemd van haar idealen”, stelt het kritische partijlid S. Terphuis. Hij verwierf grote bekendheid door zijn strijd tegen een VVD-stokpaardje, de strafbaarstelling van illegaliteit. „Samsom beloofde bij zijn aantreden vanuit de Kamer het PvdA-geluid te laten horen. Maar ondertussen verdedigt hij het kabinetsbeleid en daarmee rechtse VVD-politiek.”
De PvdA-leider „heeft de kernwaarden van de sociaaldemocratie cadeau gedaan aan de VVD”, treurt Terphuis. „Kijk maar naar de kortere WW-duur, versoepeling van het ontslagrecht, het einde aan de sociale werkvoorziening en de mantelzorgboete.” Slechts dankzij de drie constructieve oppositiepartijen wordt de pijn in de praktijk „nog enigszins verzacht.”
Het zit hem dwars dat de PvdA steeds „op een moeizame manier” het „kille en harde” asielbeleid van VVD-staatssecretaris Teeven (Justitie) moet „goedpraten.”
Ondertussen lopen de kiezers massaal weg bij de partij. Dat past in het patroon dat zich sinds 1982 steeds herhaalt: als de PvdA regeert –ook met andere partijen dan de VVD– verliest ze de verkiezingen. Behalve dan in 1998.
In de resterende kabinetsperiode moet Samsom alles op alles zetten om de schade te beperken en de kiezers terug te winnen, meent Terphuis. Door in te zetten op „lastenverlichting voor min- en onvermogenden, koopkrachtreparatie, betere sociale zekerheid en een humaner asielbeleid.”
De partij moet volgens hem „haar missie trouw blijven en laten zien dat ze er is voor kwetsbare mensen.”
Het zal voor VVD en PvdA echter „niet heel gemakkelijk zijn”, denkt Van Praag, om een gezamenlijke nieuwe uitdaging te vinden nu de grote bezuinigingen achter de rug zijn. „Inzetten op meer werk zou een uitdaging kunnen zijn, mits de partijen zich niet ideologisch ingraven in een markt-versus-overheidtegenstelling.”
Afstraffing
Of de coalitie de eindstreep haalt, hangt volgens hem sterk af van de uitslag van de Statenverkiezingen volgend jaar. „Als de PvdA daar weer een electorale afstraffing krijgt, zal het echt heel onrustig worden. De kans op een crisis wordt dan groter.”
Dat PvdA en VVD na die verkiezingen samen een meerderheid zullen halen in de Senaat lijkt van Praag uiterst onwaarschijnlijk. Tegelijkertijd staat voor hem „zeker niet” vast dat de oppositie het kabinet dan ten val weet te brengen.
De Amsterdamse wetenschapper acht de kans dat beide partijen na de volgende Kamerverkiezingen opnieuw met elkaar in zee gaan, „niet erg groot.”
Terphuis zou er geen principiële bezwaren tegen hebben. „Mits dan maar niet wordt getornd aan onze kernwaarden solidariteit en rechtvaardigheid.”
„PvdA-waarden cadeau gedaan”
Dat VVD en PvdA het zo lang met elkaar uithouden, heeft volgens VVD-coryfee Hans Wiegel alles te maken met de goede relatie van VVD-leider en premier Rutte met PvdA-leider- en fractievoorzitter Samsom.
Hoe belangrijk onderling vertrouwen tussen leiders is, weet Wiegel uit ervaring. Hij was VVD-leider en vicepremier ten tijde van het kabinet-Van Agt I (1977-1981): „De CDA’er Van Agt en ik konden uitstekend met elkaar overweg. Mede daardoor konden we de rit uitzitten.”
De tweede reden waarom VVD en PvdA het nog steeds met elkaar uithouden, is volgens Wiegel de constructieve steun die het kabinet krijgt van D66, ChristenUnie en SGP. „Ik heb vanaf de start van het kabinet in de herfst van 2012 gezegd dat het kabinet een inschattingsfout maakte door niet te letten op de meerderheidspositie in de Eerste Kamer. Dat is later opgelost door de steun van de drie oppositiepartijen. Daardoor zit het kabinet nu stevig in het zadel.”
Dat VVD en PvdA in een electorale dip zitten, vindt Wiegel niet vreemd: „Regeren gaat altijd van ‘au’.” Hij kijkt „met grote ogen” naar de Provinciale Statenverkiezingen van volgend jaar maart: „Dat wordt een ijkpunt. Als de coalitie met de constructieve oppositie de meerderheid in de Senaat kwijtraakt, wordt het heel moeilijk om door te regeren.”
Dat VVD, PvdA, D66, ChristenUnie en SGP hun nipte meerderheid in de Eerste Kamer behouden, lijkt Wiegel onwaarschijnlijk. Toch is er volgens hem wel een kans: „Dan moet het kabinet daadkracht gaan tonen en niet op de handen gaan zitten. Er liggen nog genoeg uitdagingen. Ik denk dat een verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt nodig is, dat we de ouderenzorg niet uit het oog mogen verliezen, dat er een algehele belastingherziening nodig is waarbij er lastenverlichting komt voor de middeninkomens en dat de woningbouw gestimuleerd moet worden.”
De PvdA heeft het volgens Wiegel moeilijker dan de VVD: „Oud-PvdA-partijvoorzitter Koole zei deze week dat de PvdA een vertrouwenscrisis heeft met de eigen kiezers en dat dat niet zomaar goedkomt. De SP is de concurrent van de PvdA. En ik zie dat de SP zich momenteel snel ontwikkelt richting een bestuurderspartij. Het politieke landschap is drastisch veranderd. Ik sluit niet uit dat in een volgende regeerperiode de VVD met de SP gaat regeren, aangevuld met CDA of D66. In veel gemeenten levert de SP al wethouders. Die partij is op weg naar de macht.”
Gezamenlijke visie
In het ontwikkelen van een gezamenlijke visie door VVD en PvdA ziet Wiegel niets. „Het kabinet moet gewoon goed beleid voeren.”
Dat is ook de insteek van Patrick van Schie, directeur van de Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau voor de VVD: „Toen dit kabinet in het najaar van 2012 tot stand kwam, zei Rutte al dat het niet de opmaat tot een fusie was. Mijn collega van de Wiardi Beckmanstichting (het wetenschappelijk bureau voor de PvdA, GV) bepleitte destijds een gezamenlijke visie, maar ik stelde toen meteen dat de beide partijen qua visie te ver uit elkaar liggen en dat het coalitieakkoord vooral een zakelijke overeenkomst moet blijven. Nederland is nu eenmaal coalitieland, en je moet soms compromissen sluiten, maar je moet daarbij nooit vergeten waar je als partij zelf voor staat.”
Maar dat wil niet zeggen dat VVD en PvdA voor een volgende kabinetsperiode elkaar uitsluiten. Van Schie: „Ideologisch ligt voortzetting van de samenwerking niet het meest voor de hand, maar in de tegenwoordige krachtsverhoudingen met daarin alleen middelgrote en kleinere partijen zal het vaker onvermijdelijk blijken dat coalities bestaan uit partijen die inhoudelijk niet altijd het meest met elkaar gemeen hebben. Nederland is daar niet uniek in, je ziet in België bijvoorbeeld hetzelfde.”
Breuk
Dr. G. Voerman, hoogleraar ontwikkeling en functioneren van het Nederlandse en Europese partijstelsel aan de Rijksuniversiteit Groningen, denkt dat het kabinet de rit niet uitzit. „Deze samenwerking is een verstandshuwelijk en geen verbintenis uit liefde. Op enig moment zullen de partijen behoefte hebben om signalen naar hun achterban af te geven dat ze flink van elkaar verschillen. Ze voelen de hete adem van hun concurrenten in de nek. De VVD van het CDA en de PVV en de PvdA van de SP. Ik denk dat dit moment vóór de reguliere verkiezingen van 2017 zal zijn. De partijen hebben nu grootdeels hun gemaakte afspraken uitgevoerd. Wat nu komt, zijn vrije kwesties. Dat zal de spanning tussen de coalitiepartijen na de zomer van 2015 doen toenemen.”
„Regeren gaat altijd van ‘au’”
Een kabinet van VVD en PvdA zou een „zinloze exercitie zijn”, voorspelde SP-leider Roemer kort na de verkiezingen van 2012. De partijen waren in zijn ogen te verschillend. Inmiddels heeft het kabinet het grootse deel van zijn programma uitgevoerd. De verhoudingen zijn nog uitstekend, maar de Statenverkiezingen van maart 2015 werpen hun schaduwen vooruit.