DEN HAAG. De groei van de melkveehouderij in Nederland wordt vanaf volgend jaar beperkt door de mestproductie op de bedrijven. De situatie in 2013 is daarvoor maatgevend.
Dat blijkt uit het wetsvoorstel Verantwoorde groei van de melkveehouderij dat staatssecretaris Dijksma (Economische Zaken) dinsdag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Op 1 april 2015 houdt de Europese melkquotering op te bestaan. De vraag naar zuivel is wereldwijd groot. Daardoor ligt de prijs die boeren voor hun melk krijgen al geruime tijd op een hoog niveau. Veel melkveehouders lopen vooruit op de afschaffing van de quotering door stallen bij te bouwen en hun veestapel uit te breiden.
Dijksma liet in december al weten dat ze de boeren de ruimte wil geven om te groeien, maar dat dit niet mag leiden tot vergroting van het Nederlandse mestoverschot. Wie meer koeien gaat houden en dus meer mest produceert, moet grond aankopen om die mest binnen de geldende milieunormen uit te kunnen rijden of de mest industrieel te laten verwerken.
Uit de toelichting op het wetsvoorstel blijkt dat jongvee tot het melkvee wordt gerekend en dus meetelt voor de bepaling van de mestproductie. Daardoor vallen ook gespecialiseerde opfokbedrijven, die zelf geen koeien melken, onder de nieuwe wet. De mestproductie van andere diersoorten op gemengde melkveebedrijven, zoals varkens of kippen, telt niet mee in de nieuwe regelgeving.
Voor individuele bedrijven geldt de fosfaatproductie in 2013 als referentiewaarde voor een eventueel bedrijfsoverschot aan mest. Deze referentiewaarde wordt uitsluitend verleend aan actieve boeren, is niet verhandelbaar en kan ook niet worden meegenomen naar een ander bedrijf. Nieuwe melkveebedrijven krijgen referentiewaarde 0. Dat betekent dat zo’n bedrijf alle mest op eigen grond moet kunnen uitrijden of moet verwerken.
Als een melkveehouder zijn bedrijf overdoet aan een persoon waarmee bloed- of aanverwantschap in eerste graad bestaat, bijvoorbeeld een van zijn kinderen, mag de referentiewaarde wel worden overgedragen.