Commentaar: Terugkeer wolf in Nederland is zeker niet alleen leuk
Een paar haren, enkele pootafdrukken en drie onafhankelijke waarnemingen van het dier zelf in korte tijd. Ziehier de fragiele onderbouwing van wat woensdag werd aangekondigd als „de eerste echte aanwezigheid van een wolf in Nederland sinds 1897.” Het dier zou vanuit Duitsland even de grens zijn overgestoken en in de omgeving van Ootmarsum zijn gespot.
Enige scepsis jegens zo’n bericht is begrijpelijk. Wie herinnert zich niet de ophef rond de dode wolf bij Luttelgeest, waarvan experts ook riepen „dat er nu toch echt iets aan de hand was met de fauna van Nederland”? Het dode dier bleek er vanuit Polen te zijn neergelegd.
Toch moeten we ook weer niet al te laconiek doen over wat er gisteren werd gemeld. De stille opmars van de wolf richting Nederlandse grens is immers wel degelijk een feit en dat zal de leefomgeving van Nederlanders zeker doen veranderen.
Beleving van de natuur is nu nog zuiver ontspannend, bedoeld als recreatie in haar letterlijkste zin. Natuur, dat is onbezorgd genieten, even op adem komen. Als de wolf terugkeert in Nederland zullen we eraan moeten wennen dat die onbezorgdheid gaat haperen. Vooral in de oostelijke delen van ons land zullen wandelaars een constante alertheid hebben en spanning in hun lijf voelen als ze beseffen dat er behalve konijnen en reeën ook een groot roofdier rondloopt.
Nu hebben de experts natuurlijk gelijk als ze stellen dat er een hardnekkig spookbeeld van de boze wolf in onze hoofden zit opgesloten dat nog altijd wordt gevoed door folklore – vooral in volksverhalen is de wolf immers boosaardig. Dat gaat zelfs zo ver dat Canus lupus een metafoor is geworden voor menselijk gedrag en menselijke types. Te denken valt aan de ”lone wolf”, de eenzame jongere die gevaarlijke opvattingen jegens de samenleving koestert. Naar Nederland terugkerende ISIS-strijders uit Syrië en Irak werden deze week nog als „gevaarlijke wolven” getypeerd. Misschien is daarbij wel een omgekeerde beweging aan de gang en krijgt de wolf alle boosaardigheid opgelegd die de mens zelf aankleeft: de wolf als zondebok die we niet wegsturen maar graag aan het lijntje houden.
Hedendaagse ecologen en natuurminnaars denken van de weeromstuit in een andere richting. Voor hen is de natuur een sprookjesbos vol knuffelwolven die geen mens kwaad doen. Vooral stedelingen koesteren nogal eens zo’n romantisch ideaal, en dat is niet toevallig: naarmate mensen er minder deel van uitmaken, hebben ze des te extremere ideeën over de natuur.
Een grimmigere variant is die van het heidens natuurbesef, waarbij de mens als „hogere diersoort” op één lijn staat met de wolf. Angst voor deze dieren hoort er dan helemaal bij.
Hoe ver staan we hier af van het Bijbelse beeld van de natuur dat de gevolgen van de zonde –waaronder dood en angst– ook in de natuur aanwijst in plaats van als „natuurlijk” aanprijst?
Misschien moeten we voor dit natuurdenken wel meer beducht zijn dan voor de opmars van de wolf.