Bij veranderingen waakzaamheid geboden
Bij veranderingen moeten christenen zorg dragen voor behoud van Bijbelse geloofswaarheden, reageert ds. G. W. S. Mulder op prof. dr. H. van den Belt (RD 10-6).
Reformatorische christenen zouden niet beducht moeten zijn voor verandering, betoogt dr. H. van den Belt. Hiermee snijdt hij een actueel en belangrijk thema aan. De samenleving bevindt zich vandaag de dag immers in een ingrijpend veranderingsproces. En dit gaat de gereformeerde gezindte niet voorbij.
Van den Belt zet zijn zienswijze op heldere manier uiteen. Daarbij vraag ik me echter af of hij de werkelijkheid wel helemaal recht doet.
In de eerste plaats denk ik daarbij aan het argument van de Groningse hoogleraar dat de Reformatie altijd een beweging van verandering is geweest. Dit is een versimpeling van de werkelijkheid. Luther en Calvijn waren niet in de eerste plaats vernieuwers. Zij wilden de kerk terugleiden naar de leer van de Heilige Schrift. Ook hun veelvuldig beroep op kerkvaders zoals Augustinus is tekenend.
De Reformatie vond plaats in een tijd waarin sprake was van allerlei vernieuwende tendensen. Wat dat betreft hebben Luther en Calvijn in hun reformatorisch optreden ook grenzen moeten afbakenen met personen die gelijkgezind leken maar de werkelijke Reformatie schade zouden berokkenen. Zo nam Luther duidelijk afstand van de humanist Erasmus en zijn visie op de menselijke onafhankelijkheid en heeft Calvijn zich sterk verzet tegen libertijns denken.
De Nationale Synode van Dordrecht markeert de invoering van de Reformatie in de Nederlanden. Ook daarbij was het geen verandering troef. Remonstranten werden heengezonden en hun theologie veroordeeld. De veranderingen die zij voorstonden, mochten overeenkomen met actuele ontwikkelingen in het denken en leven in toenmalig West-Europa, de Dordtse Synode achtte ze in strijd met Gods Woord.
Leer en leven
In de tweede plaats valt het op dat dr. Van den Belt verandering positief waardeert. Hij veronderstelt dat lang niet alle verandering eindigt in de vrijzinnigheid. De vrees voor veranderingen die hij bij reformatorische mensen tegenkomt, vergelijkt hij met een polonaise. Die beeldspraak komt op mij weinig respectvol over, maar dat terzijde.
Ook op dit punt lijkt mij meer realiteitszin geboden. Er is toch werkelijk wel het een en ander aan de hand. Het gaat mij nu niet om veranderingen zoals de invoering van het leenstelsel of de politieke discussie rond de gewetensbezwaarde ambtenaar van de burgerlijke stand. Ik doel op veranderingen die ons raken in onze opvatting over Schrift en belijdenis.
Reformatorische kerken worden voor de vraag geplaatst of homoseksuele gerichtheid als zodanig als zonde moet worden beschouwd. Onder christenen die zich reformatorisch noemen, wordt de stem vernomen dat het niet nodig zou zijn om te geloven dat God hemel en aarde letterlijk in zes dagen heeft geschapen. Hieraan is onlosmakelijk verbonden dat er relativerend wordt gesproken over de historiciteit en het gezag van de Heilige Schrift. Deze kwesties zijn indringend en het ermee samenhangende gedachtegoed wordt gemakkelijk op anderen overgedragen.
Ook in onze praktische Bijbelopvatting staan zaken onder druk. Er is een verandering waarneembaar waarin het accent op de noodzaak van de wedergeboorte verschuift naar het benadrukken van de mogelijkheid (of de vanzelfsprekendheid) en de plicht van geloof. Hier is de leer van zonde en genade in geding. Hieraan verbonden is de accentverschuiving van de toe-eigening van het heil naar het leven als christen. Dan gaat het om de inhoud van de verlossingsleer.
Veelal worden er nog wel dezelfde woorden gebruikt, maar is er als ik me niet vergis een wezenlijke verandering van referentiekaders gaande. En het is te vrezen dat deze veranderingen niet bewegen in de richting van Schrift en belijdenis. Daarom geven deze veranderingen reden tot zorg.
Pinksteren
Dr. Van den Belt spreekt groot van de Heilige Geest. Het is Zijn persoon en werk inderdaad eigen om de geest der duisternis te ontmaskeren en Gods genade toe te passen in de uiteenlopende contexten van taal, tijdsbeeld en cultuur. Maar daarmee is dit werk van de Heilige Geest niet vanzelfsprekend. Het ontvangen van Gods Geest en Zijn werkingen is een genadige gave. Gelet op onze schuldige en geestelijke doodsstaat is het een wonder. En hoe vaak wordt de Kerk in het Nieuwe Testament niet opgeroepen om de geesten te beproeven, de wereld niet gelijkvormig te worden en de Heilige Geest niet uit te blussen? Paulus roept zelfs op tot verandering. Maar dan spreekt hij van de „vernieuwing uws gemoeds” en over een levenswandel die principieel en praktisch verschilt van die van de wereld.
De kerk wordt kleiner. Een leven in de ware en tere vreze des Heeren wordt in onze samenleving steeds meer een bijna onbekend verschijnsel. Hoe is dit binnen de kerken? Te midden van alle verandering in tijdsbeeld en cultuur worden we geroepen om de onwankelbare belijdenis der hoop vast te houden, wetend dat wie een vriend van de wereld wil zijn een vijand van God is. De Heere Jezus Zelf heeft ons erop gewezen dat veranderingen in het laatste der tijden in eschatologisch perspectief staan. De grote scheiding is in voorbereiding. Het oordeel komt. Waakzaamheid is geboden.
Willen we elkaar bemoedigen? Daar is reden toe. Want Gods welbehagen gaat door Christus’ hand gelukkig voort. Het is Pinksteren geweest. Nog verheerlijkt de Heilige Geest Gods genade in jongeren en ouderen. Voor Gods kinderen komt de eeuwige zaligheid dichterbij. Maar er worden ook verliezen geleden, verliezen die staan in eeuwigheidslicht.
Laten we de zorgen die de veranderingen met zich meebrengen eerlijk onder ogen zien en de wacht betrekken bij het goede pand dat ons is toebetrouwd. Het is nodig dat wij afhankelijk leven, biddend om de inwoning en de leiding van de Heilige Geest.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente te Zoetermeer.