DEN HAAG. Hoe ongelijk is Nederland? Die vraag is lastig te beantwoorden, maar voor wie het zien wíl schetst de woensdag verschenen WRR-bundel een groeiende kloof tussen arm en rijk.
„Hoe het gesteld is met de ongelijkheid in Nederland is niet in één zin te vatten”, schrijft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in zijn voorwoord bij de inzichtgevende studie naar economische ongelijkheid in Nederland die de raad gisteren publiceerde.
Alles hangt namelijk af van wáár je naar kijkt en waarméé je vergelijkt. Wellicht is dat ook de reden dat waar vakbond FNV woensdag in een reactie op de studie stelde dat de ongelijkheid nu écht gerepareerd dient te worden, de ondernemers van VNO-NCW en MKB-Nederland –zelfs al enkele uren voordat het rapport officieel het levenslicht zag– stelden dat de WRR er helemaal naast zit.
En inderdaad: wie een vluchtige blik werpt op de ongelijkheid in Nederland, zal vinden dat de inkomensongelijkheid hier relatief laag en stabiel is en hooguit de verdeling van vermogen (zie de illustratie) het predicaat ”ongelijk” kan dragen. Op het eerste gezicht oogt de Nederlandse inkomensverdeling net zo vlak als ons karakteristieke landschap. Maar wie wat verder kijkt, ziet dat de kloof tussen het inkomen van de bovenste en de onderste 10 procent van het inkomensgebouw sinds 1985 steeds groter is geworden. Waar de vloer in dat gebouw vrij gelijk bleef, is vooral het plafond fors verhoogd. Lonen aan de top stegen van ruim dertig keer het minimumloon in 1990 naar 52 keer dat minimum in 2013.
Je hoeft niet helderziend te zijn om te constateren dat ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, zoals technologisering en globalisering, die kloof de komende jaren echt niet gaat dichten. Hoog opgeleiden werken met computers, laag opgeleiden worden door computers vervangen, merkt de WRR daarover terecht op.
De WRR stelt echter nóg iets belangrijks vast; namelijk dat eenverdieners hard op weg zijn om „een nieuwe kwetsbare groep” te worden. Die bevinding sluit aan bij berekeningen die deze krant meermaals publiceerde en waaruit blijkt dat de belastingdruk voor eenverdienershuishoudens tot wel drie keer hoger ligt dan voor tweeverdieners met hetzelfde gezinsinkomen. Maar ook dát lijkt in het politieke discours iets wat je allereerst moet willen zien, om pas daarna de afweging te kunnen maken hoe erg je dit eigenlijk vindt (ongelijkheid is niet per definitie een probleem). Het zou winst zijn voor de discussie wanneer de WRR-studie de vaak nog wat gesloten ogen rond deze bredere thematiek van ongelijkheid meer opent.