Opinie

Beroep op geweten kan niet zonder getuigenis

Bij een beroep op het geweten en de gewetensvrijheid hoort uitdrukkelijk dat je je bekommert om de ander, stelt Amanda Kluveld.

Amanda Kluveld
31 May 2014 08:09Gewijzigd op 15 November 2020 11:02
beeld ANP
beeld ANP

Hoe moet een samenleving omgaan met mensen wier diepste geloofsovertuiging ingaat tegen de overtuiging van een meerderheid? Deze vraag dient uiteraard niet alleen door die meerderheid beantwoord te worden. Juist een minderheid, bijvoorbeeld de SGP en haar achterban, moet vaststellen wanneer een beroep op de gewetensvrijheid geëigend is en wanneer niet. Daarbij dient het uitgangspunt te zijn dat de vrijheid van geweten niet op zichzelf staat en geen puur individuele aangelegenheid is. Zowel de gewetensvrijheid als het geweten kent uitdrukkelijk een relationele dimensie.

Vanuit de christelijke optiek is het geweten in de eerste plaats relationeel naar God. Het woord consciëntie dat in het Nederlands als synoniem voor geweten wordt gebruikt, komt voort uit de verbinding van samen en weten, een met elkaar gedeelde kennis. Vrij naar de beschouwing van oudtestamenticus Timothy Lin is het geweten een bron van kennis over goed en fout in relatie tot het Woord van God, door God gegeven in ons verstand en in ons hart geschreven (Hebr. 8:10-11), waardoor de ziel van de mens is als een lamp van de Heere die al „de binnenkameren des buiks” doorzoekt (Spr. 20:27). Het geweten is door God gegeven, aangeboren en ingeboren alsook universeel, want „wanneer de heidenen, die de wet niet hebben, van nature de dingen doen, die der wet zijn, dezen, de wet niet hebbende, zijn zichzelven een wet” (Rom. 2:14-15).

Het geweten bindt ons aan God en via Hem aan alle mensen. Het is daarom het tegenovergestelde van wat in het seculier-liberale meerderheidsvertoog wordt verstaan onder autonomie of recht op zelfbeschikking.

Het geweten is deel van uw hart, ziel en verstand waarmee u „de Heere, uw God zult liefhebben.” Dit maakt het geweten echter niet tot een rustplaats waarin men zich zomaar zonder uitleg mag terugtrekken. Het tweede gebod luidt immers „dat gij uw naaste zult liefhebben als uzelven.” Bij een beroep op het geweten en de gewetensvrijheid hoort dus uitdrukkelijk dat je je om de ander bekommert.

De ons door God gegeven vrijheid is namelijk eveneens inherent relationeel en veronderstelt dat wij hoeder van onze broeders zijn. God heeft ons in de vrijheid aan elkaar toevertrouwd. Wanneer wij daar geen recht aan doen, vervaagt de vrijheid tot het recht om je van het geweten te ontdoen en daarmee uiteindelijk tot onvrijheid van allen.

Conflicten

In het publieke domein gaat de gewetensvrijheid een verbintenis aan met andere vrijheden, zoals de godsdienstvrijheid. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) gaat ervan uit dat deze rechten elkaar ondersteunen, wat lang niet altijd het geval blijkt te zijn.

Voor de SGP geldt dat zij de relatie tussen gewetensvrijheid en godsdienstvrijheid van oudsher anders benadert dan de UVRM. Hier ligt dus de (gewetens)vraag 
voor de SGP hoe zij zich, met in achtneming van haar historisch gevormde standpunt hierover inclusief artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, het beste kan verhouden tot het algemeen erkende samengaan van gewetensvrijheid en godsdienstvrijheid. Stellen dat het hier voor iedere SGP’er om een individuele gewetensafweging gaat, doet waarschijnlijk onvoldoende recht aan de relationele dimensie van het geweten, het samen weten.

Wat het geweten ons voorschrijft, wordt mede gevormd in relatie tot anderen, stelt de Amerikaan Robert K. Vischer. Voor onze morele overtuigingen putten wij uit bronnen, terwijl ons zelfbeeld in interactie met anderen tot stand komt. Vischer benadert vragen en conflicten over de vrijheid van het geweten en de vrijheid van godsdienst als een maatschappelijke marktplaats van opvattingen, geloven en overtuigingen. Daarmee accepteert hij de realiteit van de moderne seculier-liberale en multiculturele samenleving. Ook de SGP ontkomt daar niet aan.

Christenen proberen in een dergelijke samenleving een al dan niet wettelijk beschermd plekje voor zichzelf te vinden om iets niet te hoeven doen waar ze grote bezwaren tegen hebben. Op het moment dat dit plekje bevochten en verworven is, mag het verhaal niet afgelopen zijn.

Wij moeten ervoor waken om het christelijk geloof uit te dragen als zou het uitsluitend bestaan uit weigeren en afwijzen. Gewetensvrijheid is niet alleen het recht om iets niet te hoeven doen. Zij houdt tevens de vrijheid en daarmee de plicht in om te doen wat goed is. In een samenleving die Bijbelse waarden niet langer erkent of herkent, dient het streven naar het behoud van negatieve vrijheden daarom hand in hand te gaan met eenzelfde strijd voor positieve vrijheden. Bij een beroep op het geweten om iets niet te hoeven doen, hoort dan ook altijd een daad: een getuigenis, opdat wij onze broeders hoeder zijn.

De auteur is historica en columniste.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer