Oude tractor glimt weer in trekkermuseum Nisse
’s-GRAVENPOLDER. Wat ooit begon als een clubje van 22 enthousiastelingen die een passie deelden voor oude trekkers, is in 2014 uitgegroeid tot een bloeiende vereniging die een eigen tractorenmuseum beheert.
De Oldtimer Trekkers- en Motorenclub Midden-Zeeland (OTMMZ) telt tegenwoordig 260 leden. Zaterdag begon het Trekkermuseum Nisse aan zijn achttiende seizoen.
Hans van der Weele (58) is secretaris van zowel de OTMMZ als het Trekkermuseum. „Voor Zeeuwse begrippen zijn wij best een heel grote vereniging. Hoe dat komt? Het is allemaal terug te voeren op de Marshallhulp, het hulpprogramma dat na de oorlog vanuit Amerika werd opgezet om Europa er economisch weer bovenop te helpen. We kregen toen onder meer tractoren van de VS en Canada. Vooral de oudere leden van onze vereniging hebben er plezier in om die tractoren te bewaren, op te knappen en ten toon te stellen. Deze voertuigen hebben iets bij hen losgemaakt, en dat gevoel willen zij overbrengen op jongere generaties.”
Het Zeeuwse trekkermuseum heeft elk jaar een ander thema en ook de collectie wisselt jaarlijks. „We hebben een ‘vijver’ van 600 tractoren waaruit we kunnen putten. De eigenaren van die trekkers hebben zich bereid verklaard hun tractor desgewenst in bruikleen af te staan aan ons museum”, aldus de secretaris. Thema dit jaar is het Oostenrijkse tractormerk Steyr. Er staan twaalf Steyr-trekkers opgesteld in de loodsen aan de Koedijk tussen Nisse en ’s-Gravenpolder.
Hoewel de OTMMZ sinds 1988 bestaat, ontstond pas in 1994 bij de leden het idee om een eigen museum te stichten. „De gemeente Borsele heeft toen, als agrarische gemeente, alle medewerking verleend en wij konden uiteindelijk een voormalige fruitschuur van 100 vierkante meter betrekken.” Het museum opende in 1997 zijn deuren. In 2004 onderging het een uitbreidingsoperatie, er kwam 300 vierkante meter bij, en afgelopen winter kreeg het museum van de Koninklijke Maatschap De Wilhelminapolder een loods van 200 vierkante meter cadeau. Daardoor heeft het een oppervlakte van 600 vierkante meter tot zijn beschikking.
De oudste tractor in het museum is een Cockshutt uit 1938. Van de Steyrcollectie valt een tractor op die is voorzien van een kleine aanhanger in de vorm van een aardappelrooier (merk Romas). „Die is in Zeeland veel gebruikt”, weet Van der Weele. „Boeren moesten op hun knieën achter die aardappelrooier aan om aardappels te rapen. Ik heb dat zelf als kind ook dikwijls gedaan; ik mocht dan mijn vader helpen, die bij een boer werkte. Ikzelf en de meeste leden van de OTMMZ zijn opgegroeid met die oude trekkers. We leggen er allemaal eer in ze op te knappen, zodat ze er weer mooi glimmend bij staan. Wie een onderdeel mist, benadert andere leden. De een heeft altijd wel een onderdeel over dat de ander kan gebruiken, en zo worden spullen onderling geruild. Zo helpen we elkaar.”
Alle trekkers in het museum rijden nog. Op 31 mei maakt de OTMMZ een toertocht met trekkers over de stormvloedkering in de Oosterscheldemonding. De club heeft daar al negentig aanmeldingen voor binnen. De deelnemers doorkruisen Schouwen-Duiveland en aan de voet van de Brouwersdam worden dan met een zakje friet ervaringen uitgewisseld, waarna de terugtocht richting ’s-Gravenpolder wordt aanvaard.
„Als de colonne trekkers een kruising passeert, kan er zomaar een file van een paar kilometer ontstaan”, lacht Van der Weele. „Maar tijdens zo’n rit krijgen we gewoonlijk alleen maar leuke reacties. Mensen vinden het aardig om vanuit de berm de optocht te bekijken.”