Anekdotes en sterke verhalen in de steegjes van Urk

„Zimmer frei; kamers vrij”, staat er op een bordje. „Pas had iemand een papier met „Rooms” achter het raam geplakt. Toen zei haar buurvrouw: „Ik zet toch ook niet op mijn huis dat ik hervormd ben?””

Neline Boogert
17 May 2014 10:03Gewijzigd op 15 November 2020 10:46
Gids Jaap Bakker vertelt zijn gehoor uit Zoetermeer graag smeuïge anekdotes over het Urker dorpsleven.  beeld Niek Stam
Gids Jaap Bakker vertelt zijn gehoor uit Zoetermeer graag smeuïge anekdotes over het Urker dorpsleven.  beeld Niek Stam

De ene anekdote is nog onwaarschijnlijker dan de andere. Maar boeiend is het zonder meer, de rondleiding door Urk onder leiding van Jaap Bakker. De lijvige gids valt op tussen de oudjes uit Zoetermeer. Speciaal voor de gelegenheid is hij in Urker dracht gestoken.

Bakker houdt vaak lezingen en schrijft ook regelmatig over Urk. Maar vandaag leidt hij een zogeheten ginkiestocht, een route door de steegjes (ginkies) in het oude gedeelte van Urk.

Nu het mooier weer wordt, zijn er bijna dagelijks ginkiestochten, vertelt de dame van Tourist Info aan de telefoon. „Het zijn wandelingen van een uur en een kwartier die je als groep kunt boeken. Er komen allerlei soorten mensen op af: ondernemers die een dagje Urk doen, maar ook weleens schoolklassen of vrijgezellenfeestjes.”

Afsluitdijk

In de haven liggen een paar kotters met UK op de boeg. De grote schepen van de Urker Noordzeevissers komen zelden in de thuishaven, alleen nog voor reparatie en onderhoud. Op het parkeerterrein bij de haven staat vandaag een goudkleurige bus geparkeerd. ZDS, staat erop in gotische letters.

„Dat staat voor Zoetermeerse Dagtochten Specialist”, licht een van de deelnemers aan de ginkiestocht toe. Ze zijn samen een dagje uit, een grote groep vrouwen en een enkele man, de meesten duidelijk de zestig ver gepasseerd. Geamuseerd luisteren ze naar hun gids.

„Toen de Afsluitdijk in 1932 kwam, was dat even schrikken voor Urk”, vertelt Bakker. „De regering zag geen toekomst voor het eiland. We moesten maar verhuizen. Dat wilden wij natuurlijk niet. We zijn op de Noordzee gaan vissen. Nu hebben we hier een van de grootste visafslagen van Europa. Elke visserman zorgt in zijn eentje voor vier arbeidsplaatsen op de wal. Urk is een florerend dorp.”

Al snel komt het eerste steegje in zicht. „Het eiland was klein”, licht de gids toe. „En de helft was ook nog eens onbewoonbaar, want dat lag zo laag dat het bij storm onder water liep. Daarom werd elke vierkante meter gebruikt en vind je in dit gedeelte van Urk smalle straatjes en kleine huisjes. Tuintjes hebben we hier niet. Ja, in de buitenwijken wel. Daar staan de villa’s. Maar hier is het knus.”

Veel authentieke vissershuisjes hebben een houten voorgevel. „Let ook op de witte gevelpunten. We hebben wel twaalf verschillende soorten. Kijk, hier heb je een hartje en daar is er een met geloof, hoop en liefde.” Even verderop zijn ook gevels met adelaars, wijst Bakker.

„Kijk, in deze drie tegen elkaar gebouwde huisjes woont nu één gezin. Vroeger woonden er natuurlijk drie gezinnen. Een vrouw die hier ooit woonde zei altijd: Het was zo gehorig dat we ’s avonds letterlijk konden verstaan waar de buren het over hadden. En als de buurman zich ’s nachts omdraaide in bed, moest ik mijn deken vasthouden.”

Over het straatje is een waslijn gespannen. Of eigenlijk gewoon een gedraaid touw, dat aan een lantaarnpaal is vastgebonden. „De onderbroek van de buurman hing soms zomaar voor je keukenraam.” En dan in één adem door: „Mevrouw, wilt u niet aan de was voelen of die droog is? Ziet u trouwens dat we hier geen wasknijpers gebruiken?” Inderdaad, de punten van de lakens zijn tussen de drie delen van het gedraaide touw vastgezet. „Hoe harder het waait, hoe steviger het hangt.”

Zelfs over de was weet Bakker verhalen op te dissen. „Tijdens de Tweede Wereldoorlog mochten we niet vlaggen op Koninginnedag. Maar wat deden de vrouwen? Ze hingen een rood hemd, een witte onderrok en een blauwe tussenbroek naast elkaar. Zo kleurde Urk toch rood-wit-blauw.”

Enig

Verder gaat het weer, allemaal achter elkaar door een nog smaller ginkien. „Enig hè, die huisjes”, zegt een van de vrouwen. Een man wijst op een speelgoed-
autootje dat ergens op de stoep staat geparkeerd. „Dat kan hier nog. In Zoetermeer zie je dat niet hoor.”

„Mensen zien hier nog naar elkaar om”, vertelt de gids. „Ben je ziek, dan kookt de buurvrouw gewoon. Zo bracht de familie Koffeman jarenlang elke week een pannetje soep naar Jannetje, 
een oude weduwe. Toen ze na 21 jaar overleed, klopte haar buurvrouw bij de familie aan. Ze zei: „Jannetje lustte geen soep. Ze bracht het pannetje altijd bij mij.” Of dat gebruik niet op een andere manier voortgezet kon worden. En zo gebeurde het.”

Toen de dijk naar het vasteland werd gelegd, waren de Urkers bang dat hun gewoonten zouden verdwijnen. Maar dat viel mee, vertelt Bakker. Nog altijd is het op Urk om één uur lunchtijd –bijna alle winkels zijn dan een uur lang gesloten– en geef je iemand alleen een hand bij de eerste kennismaking.

Een ander gebruik is de borrel op zaterdagavond. „Vis moet zwemmen, zeggen we hier. Er was een keer een man die de vis wel erg had laten zwemmen. Hij liep hier zwalkend over straat. Maar toen zag hij de dominee aankomen. Hij dacht: die moet niet zien dat ik dronken ben. Dus ging hij snel bij een lantaarnpaal staan. De dominee vroeg: „Wat sta je daar bij die paal? „Ach, is het geen wonder, dominee?” zei de man. „Die elektriciteit wordt kilometers verder opgewekt, maar hier brandt het licht.” De dominee antwoordde: „Ik weet nog een groter wonder: whisky wordt gemaakt in Schotland, maar ik ruik het hier.””

Via straatjes die soms het midden houden tussen een steegje en een trap, bereikt de groep uiteindelijk de witte vuurtoren. De wind heeft hier vrij spel. „Kijk”, wijst Bakker, „daar waar nu die huizen staan voeren tachtig jaar geleden de botters. Dat we geen eiland meer zijn, heeft ook voordelen. Als je vroeger een gecompliceerde bevalling had, moest je twee uur varen voor je bij het ziekenhuis was.”

Vlak bij de toren is het vissersmonument. Achter het standbeeld van de wachtende vrouw staan de namen van 380 mannen die niet levend terugkeerden van zee. „Het is heel moeilijk als je je man niet kunt begraven. Er zijn vrouwen die jaren later nog altijd een briefje neerleggen als ze op vakantie gaan. Voor hun man, als hij misschien toch nog terugkomt.”

Als er een schip op zee blijft, rukt de hele vloot uit om de lichamen te gaan zoeken, vertelt Bakker. „Pro deo. Want iedereen weet: het kan mij ook een keer overkomen.”

Vlak bij het monument staat de oudste kerk van Urk, het Kerkje aan de Zee. Boven de ingang hangt het wapen van Amsterdam. „Ja, we waren ooit onderdeel van Noord-Holland. Later hoorden we bij Overijssel, nu bij Flevoland. Als de plannen van die superprovincie van Plasterk doorgaan, zouden we weer onder een andere provincie vallen. Maar mocht dat gebeuren, dan worden wij een republiek. Mensen vragen weleens: „Is Urk daar niet te klein voor? Maar wij hebben tot in de Golf van Biskaje heel veel scheepjes op zee liggen. Kleine eilandjes, allemaal met UK erop. United Kingdom.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer