Het zou een korte oorlog worden
Titel:
”Hoe de oorlog ontstond”
Auteur: Karl Kautsky
Uitgeverij: Aspekt, Soesterberg, 2001
ISBN 90 75323 48 4
Pagina’s: 272
Prijs: € 18,13; Titel: ”Plotseling een vreselijke knal. Bommen en mijnen treffen neutraal Nederland (1914-1918)”
Auteur: Hans van Lith
Uitgeverij: Europese bibliotheek, Zaltbommel, 2001
ISBN 90 288 2690 4
Pagina’s: 268
Prijs: € 24,96.
”Nach Paris”. Deze zelfverzekerde slogan stond op veel voertuigen die in 1914 in Duitsland gereedstonden om de oorlog tegen Frankrijk te beginnen. „A Berlin” heette het aan Franse kant. Golven van nationalisme overspoelden in augustus 1914 de Europese landen. Het zou een korte oorlog worden. Met Kerst zou slechts de kalkoen slachtoffer zijn. Het liep echter anders. Het werd een slepende oorlog met miljoenen slachtoffers. Hoe kon het zover komen?
Over de schuldvraag van de Eerste Wereldoorlog is veel te doen geweest. In alle landen is deze discussie gevoerd, maar in geen enkel land zo uitvoerig en hevig als in Duitsland. Daar woedt vooral sinds de Tweede Wereldoorlog een zogenaamde ”Historikerstreit”, zowel over de Eerste als over de Tweede Wereldoorlog. In dit artikel gaat het om de Eerste Wereldoorlog.
Bij de Vrede van Versailles (1919) werd Duitsland de ”Alleinschuld” aan de oorlog aangewreven. Deze stellingname is in Duitsland en ook elders in Europa op heftig verzet gestuit. Was er vlak voor de Eerste Wereldoorlog niet een waaier van oorzaken aan te wijzen, die uiteindelijk slechts het ”zetje” van Serajevo nodig had? Was er geen sprake van nationalisme, imperialisme en militarisme in veel Europese landen? Wilde Frankrijk ook niet graag naar Berlijn? En wat te denken van de agressieve Balkanpolitiek van Servië? En het panslavistische streven van Rusland?
Tot de jaren ’60 van de vorige eeuw bestond er in Duitsland altijd nog een zonnig beeld over de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog. Er heerste een zekere nostalgie met betrekking tot ”Kaiser und Reich” en het prachtige, hooggestemde patriottisme van die tijd. Het beeld bestond van ”Einkreisung” (omsingeling) van het Duitse rijk door een wereld van vijanden, waardoor het wel genoodzaakt was van zich af te slaan. Hét bewijs was dat de traditioneel pacifistische socialisten in deze oorlog ook actief meededen om de „Russische en Franse agressie” te weren.
Dit beeld werd echter grondig aan duigen gegooid door de Duitse historicus Fischer. Met zijn boek ”Griff nach der Weltmacht” legde hij uit dat Duitsland een oorlog tussen Oostenrijk-Hongarije en Servië bevorderde en, vertrouwend op de eigen superioriteit, bewust een oorlog riskeerde met Frankrijk en Rusland. De visie van Fischer is echter niet helemaal nieuw. Uitgeverij Aspekt gaf onlangs opnieuw het boekje uit met de analyse van de schuldvraag van de Eerste Wereldoorlog, van Karl Kautsky.
Oorlogskredieten
Kautsky werd op 16 oktober 1854 in Praag geboren. Hoewel hij het grootste deel van zijn leven in Duitsland doorbracht, verkreeg hij pas in 1919 het Duitse staatsburgerschap. Kautsky staat vooral bekend als de voornaamste theoreticus van het marxisme. Na de dood van Friedrich Engels in 1895 werd hij de onbetwiste leider van het orthodoxe marxisme. In 1914 werd hij, hoewel hij geen lid was van de Rijksdag, uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de discussie over de vraag of de socialisten voor de oorlogskredieten zouden moeten stemmen. Kautsky was tegen, maar kreeg de socialistische fractie dus niet mee.
Na de oorlog werd het keizerrijk afgeschaft. Friedrich Ebert, leider van de socialisten, vormde een regering waarin ook Kautsky een plaats kreeg. Hij werd onder andere benoemd tot adviseur met de status van staatssecretaris, met als belangrijkste taak het selecteren en publiceren van officiële documenten die betrekking hadden op het uitbreken van de oorlog. Van hem werd toen verwacht dat hij de schuld bij het oude regime zou leggen. Er was de regering veel aan gelegen om afstand te nemen van het Wilhelminische Duitsland.
Kautsky schreef vervolgens een analyse met de titel ”Wie der Weltkrieg entstand” (Hoe de oorlog ontstond). Hierin betoogde Kautsky dat de politieke en militaire leiders van Oostenrijk-Hongarije en Duitsland bewust op oorlog aanstuurden. De bevolking van beide landen werd hierbij niet betrokken. De verantwoordelijkheid voor de oorlog lag dus bij de leiders.
Het is opvallend dat in de huidige discussie over de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog de Fischer-these min of meer geaccepteerd is. Bart Tromp stelt in zijn inleiding op de heruitgave van dit boekje terecht dat Kautsky’s analyse daarin zeer wel past. Het is dan ook boeiend om via Kautsky kennis te nemen van de nota’s, missives, telegrammen, brieven en daarbij bewaard gebleven commentaren die een beeld geven van het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog. De vraag waarom Kautsky’s analyse zo snel in de vergetelheid is geraakt, laat Tromp helaas liggen.
Kopschuw
Het lijkt mij niet ondenkbaar dat een van de oorzaken Kautsky’s marxisme was. Dat lag niet goed in het Duitsland van na de Eerste Wereldoorlog. De revolutie in Rusland en de wereldrevolutionaire dreiging van het communisme maakten menige overheid in Europa kopschuw voor vertegenwoordigers van dit gedachtegoed. Toch komt Kautsky niet doctrinair-marxistisch over in dit werk. Zo is de marxistische these dat oorlogen tussen kapitalistische landen een wetmatigheid zijn op weg naar een heilstaat, in dit werk niet te vinden. Kautsky komt eerder over als een ”Realpolitiker” die de oorzaken van de oorlog onder andere legt bij het loslaten van het zorgvuldig opgebouwde machtsevenwicht onder Bismarck en de provocatieve opbouw van de Duitse oorlogsvloot.
Het snel-in-het-vergeetboek-raken van Kautsky zal ongetwijfeld ook te maken hebben gehad met het revanchisme dat langzaam opkwam in de jaren ’20. Zo’n houding kon natuurlijk niet samengaan met een analyse waarbij de schuld bij Duitsland zelf gelegd werd.
Aan Nederland is de Eerste Wereldoorlog goeddeels voorbijgegaan. Dat betekent niet dat die oorlog hier niet voelbaar was. Ook in Nederland waren er drama’s en persoonlijk leed, alhoewel dat natuurlijk niet in de schaduw kon staan van Verdun en de Somme. In het boek met de aandoenlijke titel ”Plotseling een vreselijke knal” brengt Hans van Lith de krijgshandelingen in ons land in kaart. Nederland, en dan met name Zeeland, is in de periode 1914-1918 enkele tientallen malen getroffen door vliegtuigbommen. Dit waren natuurlijk geen bewust geplande aanvallen. Er waren nog geen moderne navigatietechnieken. Als je bedenkt dat piloten vlaggen aan torens als baken moesten aanhouden, is het nog verwonderlijk dat er relatief weinig incidenten waren. Dit laat onverlet dat deze incidenten toch dramatische gevolgen hadden. Behalve doden en gewonden en forse materiële schade hadden de explosies ook een psychologisch effect: de oorlog kwam wel erg dichtbij.
Albert Hahn
Vooral Zierikzee, Sluis en Goes hebben behoorlijk te lijden gehad onder dit soort afzwaaiers. De spotprenttekenaar Albert Hahn geeft misschien wel het meest helder, hoewel een tikkeltje morbide, aan, hoe we de ’aanvallen’ moeten beoordelen. Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Zierikzee in 1917 tekende hij een piloot in de vorm van de ”vliegende dood”, die met een verontschuldigend gebaar bij een aantal doodskisten uitroept: „’k Heb een beetje gemorst. Een kleine vergissing is …doodelijk.”