CDA en CU-SGP: Vertrek uit EU onwenselijk
ROTTERDAM. Wie geen Verenigde Staten van Europa wil, moet de EU verlaten. Andere opties zijn er niet. De Unie is namelijk „onhervormbaar.”
Rechtsfilosoof Thierry Baudet liet er woensdagavond tijdens een debat over Europa op het Wartburg College te Rotterdam geen misverstand over bestaan: sinds het Verdrag van Maastricht (1992) is de EU „een machine geworden” die onvermijdelijk uitgroeit tot een superstaat. „De ene munt en de open grenzen dwingen daartoe.” Wie dat ontkent, aldus Baudet, „is onwetend of hij liegt.”
Hoezo is de EU onhervormbaar, vroeg CDA’er Maarten Neuteboom zich af. „Wat Baudet wil –uit de EU– is namelijk ook een hervorming. Net zoals we het vertrek van de protestanten uit de Roomse Kerk een hervorming noemen.” Een vertrek uit de Unie noemde hij „onhaalbaar.”
Dat betoogde ook SGP-kandiaat-Europarlementariër Bert-Jan Ruissen. „Denk eens na over de consequenties ervan. Wat zou dat bijvoorbeeld betekenen voor de Rotterdamse haven, of voor Nederland als doorvoerland?”
Hij weersprak dat de EU onhervormbaar zou zijn. „CDA en VVD denken tegenwoordig veel nuchterder over Europa. Het is dus wel degelijk mogelijk een proces in gang te zetten om de EU de goede kant op te krijgen.”
Neuteboom denkt er net zo over: „De EU is geen project dat zichzelf autonoom voltooit. Het zijn nog altijd mensen die de beslissingen nemen. Macht hoeft niet altijd op te schuiven naar een hoger niveau, van lidstaten naar de EU. De politiek kan ook een stapje terug doen. Baudets doemscenario kan voorkomen worden.”
Baudet heeft daar geen enkele fiducie in. „Dat kun je wel willen, maar zo werkt het niet. We hebben bijvoorbeeld gemeenschappelijke grenzen. Die moet je dus ook gemeenschappelijk verdedigen. Dat vraagt om een Europese justitie en een Europees leger.”
Luisteren
Historicus en filosoof dr. Jelle Bijl riep de opponenten op niet alleen met elkaar in debat te gaan („dan gaat het bijna altijd om gelijk krijgen”), maar om in gesprek te gaan en „met aandacht” naar de ander te luisteren en zich bereid te tonen de eigen opvatting „te laten evalueren” en „kritisch te laten doorlichten.”
De antirevolutionaire historicus en politicus Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876) deed dat namelijk ook, aldus de Groenkenner. „Hij heeft in al zijn geschriften niets anders gedaan dan discussies en gesprekken over Europa aanzwengelen, waarbij hij ook díé punten van zijn tegenstanders noemde die het gesprek over Europa ten goede kwamen.”
Van Groen kunnen christelijke politici nog veel leren, betoogde hij. Betrokkenheid tonen bij Europa, bijvoorbeeld. En wijzen op de vormende kracht van het christendom in de Europese cultuur.
Eurofielen en eurosceptici kunnen van Groen opsteken dat Europa niet moet vervallen in een eenzijdig streven naar eenheid, noch in het tegenovergestelde: maximale verscheidenheid in Europa.
Juist door de vormende kracht van het christendom is een politieke en culturele eenheid in Europa ontstaan, terwijl tegelijkertijd politieke en nationale verscheidenheid bleef bestaan. Als de balans doorslaat naar uniformering of naar nationaal eigenbelang, „raakt dat evenwicht verstoord.”
Spanningen
Eurofilie noch euroscepsis lost de huidige spanningen in Europa op, stelde Bijl in navolging van Groen, maar ze vergroten die slechts. Dat komt omdat beide kampen dezelfde moderne opvatting van de natiestaat hanteren, waarin het bestaansrecht van de staat primair is gegrond op zelfbeschikking. De twee wereldoorlogen in de vorige eeuw laten zien wat daarvan de consequentie is.
Tegen die „ondermijnende kracht” van het moderne, liberale nationaliteitsbeginsel heeft Groen zijn leven lang gewaarschuwd. Hij bepleitte de historische natiestaat als betere waarborg voor de Europese vrede en toekomst, omdat die recht deed aan de geschiedenis en de cultuur en rekening hield met de orde in Europa.