Opstelten: Verschuiving naar thuisprostitutie niet zeker
DEN HAAG. Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) betwijfelt of het strenge optreden tegen seksexploitanten in Utrecht en Amsterdam heeft geleid tot een toename van illegale prostitutie vanuit huis.
„Ik heb geen aanleiding om te concluderen dat er een direct verband is te leggen”, antwoordde de bewindsman maandag op vragen van PvdA-Tweede Kamerlid Rebel.
Het Kamerlid vroeg opheldering naar aanleiding van een recente EO-documentaire. Daarin waarschuwt plaatsvervangend korpschef Bik van de nationale politie opnieuw voor het gebrek aan toezicht op de thuisprostitutie. Eerder deed hij dat in de Volkskrant. Door de strengere handhaving van de aangescherpte eisen voor reguliere bordelen dreigt de thuisprostitutie volgens Bik een aantrekkelijke branche te worden voor criminelen, zoals mensenhandelaars.
Opstelten benadrukt dat er niet in alle gevallen van illegale prostitutie ook sprake is van mensenhandel. Hij verwijst onder meer naar het jaarverslag 2012 van het Coördinatiecentrum Mensenhandel. Dit centrum registreerde in 2012 150 mogelijke slachtoffers van seksuele uitbuiting werkzaam vanuit particuliere huizen, op een totaal van 1223 geregistreerde mogelijke slachtoffers.
Aan CU-Kamerlid Segers, die ook vragen stelde over de EO-documentaire, laat Opstelten weten dat stromannen die illegale thuisprostitutie en mensenhandel faciliteren door woningen beschikbaar te stellen, worden aangepakt, „onder andere door middel van het uitvoeren van strafrechtelijke onderzoeken.” Op aandringen van Rebel geeft Opstelten echter toe dat er in de rechtspraak nog geen voorbeelden bekend zijn van vervolging van personen „die als bewuste facilitators van mensenhandel hun eigen woonhuis ter beschikking stelden met het oogmerk van uitbuiting van slachtoffers.”
Het ministerie brengt momenteel de prostitutiesector in kaart. Opstelten verwacht dat deze nulmeting de gewenste duidelijkheid zal bieden over de aard en de omvang van onder meer de prostitutie vanuit huis.