Asielzoeker Khamal Al-Junubi over afwijzing aanvraag kinderpardon
Het kinderpardon voor uitgeprocedeerde asielzoekers biedt 675 minderjarigen en hun ouders na jaren onzekerheid een nieuwe toekomst in Nederland. De Nigeriaan Khamal Al-Junubi (37) hoort met zijn gezin –drie van de vier kinderen zijn hier geboren– bij de grote groep die buiten de boot viel. Hun toekomst blijft zeer onzeker.
toen
In het noorden van Nigeria wonen veel moslims. Daar ben ik opgegroeid, in een islamitische familie. Ik werkte samen met mijn moeder in de keuken van een klein eethuis in Kaduna. Op een dag was er een grote bijeenkomst waar een spreker uit Duitsland over het christelijk geloof vertelde. Die religie sprak me aan, onder meer omdat vrouwen in het christendom meer vrijheid hebben dan in de islam.
Mijn vrouw en ik lieten ons dopen bij de Assemblies of God. Als je in Nigeria christen wordt, heb je een probleem. Onze families accepteerden het niet dat we voor een andere religie kozen. We waren bang voor wat mensen ons konden aandoen. In 1999 zijn mijn vrouw en ik met ons dochtertje Eman –zij was op dat moment één jaar– naar Nederland gevlucht. We kwamen terecht in een opvangcentrum in Schalkhaar. Laten gingen we naar een azc in Middelburg, daarna naar Den Bosch. Daar werd onze tweede dochter geboren, Sumaiya. Zij is nu dertien.
Toen we naar Nederland kwamen, hoorden we van andere Afrikanen: Je moet zeggen dat je uit Sudan komt, want mensen uit Nigeria worden direct teruggestuurd. Ik was bang om terug te moeten, want we waren gevlucht omdat we gevaar liepen. Dus ik heb gezegd dat we uit Sudan kwamen. Maar de IND geloofde ons niet. Onze asielaanvraag werd afgewezen. We kwamen terecht in een noodopvang voor asielzoekers.
Twee keer hebben we in vreemdelingendetentie gezeten, omdat Nederland ons wilde uitzetten. In 2000 drie maanden, in 2003 een halfjaar. De laatste keer zaten mijn vrouw en kinderen op een andere locatie dan ik. De kinderen waren bang, ze werden depressief.
Nadat we in 2003 vanuit het detentiecentrum op straat kwamen te staan, zijn we in Lelystad terechtgekomen, waar een stichting voor noodopvang ons steun bood. We kregen nog twee dochters: Afrah (10) en Ikmah (8). Met hulp van VluchtelingenWerk hebben we uiteindelijk woonruimte gevonden.
nu
We wonen nu al jaren in Lelystad. Drie van onze vier kinderen zijn in Nederland geboren. Ze gaan allemaal naar school en één dochter zit op een voetbalclub. Maar we hebben geen verblijfsvergunning. In 2008 kwam er een generaal pardon voor asielzoekers. Eman kreeg daardoor een verblijfsvergunning. Voor mijn vrouw en mij gold dat niet, omdat we in 2002 met de politie in aanraking waren geweest. Toen we uitgeprocedeerd raakten, hadden we twee kinderen voor wie we eten moesten kopen. Ik wist niet dat je bij een kerk of andere organisatie kon aankloppen. We hebben in die tijd diefstal gepleegd en mijn vrouw en ik hebben daarvoor in de gevangenis gezeten, terwijl onze kinderen in een pleeggezin verbleven. Daarna zijn we niet meer met justitie in aanraking geweest. Maar we vielen hierdoor wel buiten het generaal pardon.
Toen de kinderen groter werden, vroegen ze waarom wij geen verblijfsvergunning kregen. Ik heb toen eerlijk gezegd dat ik, om mijn gezin te beschermen, had gezegd dat we uit Sudan kwamen. Ook tegen de IND heb ik een paar jaar geleden verteld dat we uit Nigeria komen. Dat veranderde niets aan onze situatie.
Vorig jaar kwam het kinderpardon. We dachten: dit is onze kans op een toekomst voor onze kinderen in Nederland. Sumaiya heeft ons gezin aangemeld voor het pardon. Na een paar maanden hoorde we dat de aanvraag was afgewezen. Onze advocaat heeft daartegen bezwaar gemaakt. In februari hoorden we dat dit niet werd geaccepteerd. Tegen die uitspraak loopt nu nog een beroep bij de rechtbank.
straks
Na vijftien jaar leven we nog steeds in onzekerheid. Wanneer onze zaak voor de rechtbank komt, weet ik nog niet. De kans dat we een positieve uitslag krijgen, lijkt niet groot. We vallen buiten het kinderpardon omdat we de afgelopen jaren niet bekend waren bij de IND. Maar we kunnen wel aantonen dat we al die tijd in Nederland zijn geweest. De gemeente Lelystad weet dat we hier wonen, de kinderen zitten op school.
De organisatie Defence for Children gaat de komende tijd actievoeren voor alle gezinnen die in een situatie zitten zoals wij en daarom buiten het kinderpardon vallen. Hoe het zal aflopen, weet ik niet. Ik wil een normaal leven leiden, hard werken, geld verdienen, goed voor m’n kinderen zorgen, op vakantie gaan. Maar we krijgen de kans niet. Ik moet er niet aan denken dat we ooit terug moeten naar Nigeria. Onze kinderen kennen dat land niet en spreken de taal niet. We hebben daar geen toekomst.
Ik weet dat ik fouten heb gemaakt, maar ik hoop dat Nederland ons die wil vergeven. Ik moet denken aan Esther uit de Bijbel. Die vertelde toen ze in een ander land was ook niet waar ze vandaan kwam. Uiteindelijk werd daardoor een heel volk gered. Om mijn gezin te beschermen, heb ik eerst niet gezegd dat ik uit Nigeria kwam, maar inmiddels weet de IND dat. Ik hoop dat we een nieuwe kans krijgen. Ik heb vijftien jaar in angst geleefd, heb last van depressies en ben in behandeling bij de ggz. Nog steeds denk ik iedere keer als de bel gaat: misschien komt de vreemdelingenpolitie ons halen en worden we teruggestuurd. Soms voel ik me dood vanbinnen.
Ik wil alles doen om mijn kinderen gelukkig te maken. Hopelijk kunnen zij in Nederland een goede opleiding volgen en werk vinden. Mijn droom is dat ik later met mijn vrouw zal zien dat onze kinderen en kleinkinderen hier gelukkig zijn. Maar we moeten afwachten wat er gebeurt. Soms put ik moed uit de Psalmen: „Waar komt mijn hulp vandaan? Mijn hulp is van de Heere Die hemel en aarde gemaakt heeft.”