ABP, met 2,8 miljoen deelnemers en een vermogen van 309 miljard euro het grootste pensioenfonds van Nederland, zag zijn dekkingsgraad ten opzichte van het laatste kwartaal met 0,2 procentpunt stijgen tot 106,1 procent. De dekkingsgraad geeft aan in hoeverre een fonds in staat is te voldoen aan zijn verplichtingen. Die van ABP staat nu 1,9 procentpunt boven de vereiste minimumgrens.

„Dat is niet heel ruim. Het is echt nog te vroeg om al na te gaan denken over het verhogen van de pensioenen met de gemiddelde loonontwikkeling. Daarover besluiten we pas aan het eind van het jaar”, zegt ABP-voorzitter Henk Brouwer.

De dekkingsgraad van Pensioenfonds Zorg & Welzijn (PFZW), 2,6 miljoen deelnemers en een vermogen van bijna 143 miljard euro, bleef staan op 109 procent. „Tegenover een positief beleggingsrendement stond de negatieve impact van een lagere rente”, zegt het fonds in een toelichting.

Het pensioenfonds voor de bouwvakkers BpfBouw, 806.000 deelnemers en een vermogen van bijna 41 miljard euro, had eind maart een dekkingsgraad van 114,2 procent, 2,8 procentpunt hoger dan eind december. Gemiddeld kwam de dekkingsgraad de afgelopen 12 maanden uit op 110,3 procent, ruim boven het wettelijk minimum.

De dekkingsgraad van het pensioenfonds Metaal en Techniek (PMT) steeg tot 104,9 procent. De korting van 0,4 procent die PMT dit jaar van De Nederlandsche Bank (DNB) op de pensioenen moet doorvoeren, droeg bij aan de stijging van de dekkingsgraad. Volgens DNB voldeed het metaalfonds eind vorig jaar nog niet aan het afgesproken herstelpad. PMT behoort met ruim 1 miljoen deelnemers en een vermogen van bijna 50 miljard euro tot de grootste pensioenfondsen van Nederland.

Het Pensioenfonds van de Metalektro (PME) zag zijn dekkingsgraad stijgen naar 105 procent. PME moet dit jaar eveneens de pensioenen verlagen (met 0,5 procent) omdat de financiële positie eind 2013 onvoldoende was hersteld. PME telt 630.000 deelnemers en heeft een vermogen van 34,3 miljard euro.