Schilder in de context van zijn tijd
Titel:
”Alles of niets. Opstellen over K. Schilder”
Auteur: dr. George Harinck (red.)
Uitgeverij: De Vuurbaak, Barneveld, 2003; 173 blz.
ISBN 90 5560 254
Pagina’s: € 14,75. Theologiseren gebeurt nooit in het luchtledige. De levensjaren van K. Schilder (1890-1952) omspannen een tijdperk dat als de crisis in de Europese cultuur kan worden gezien. Schilder leefde in de tijd van de twee wereldoorlogen en de opkomende secularisatie. In de bundel ”Alles of niets” plaatst een aantal auteurs hem in de context van zijn tijd. Met een kritische belichting van zijn verblijf in nazi-Duitsland.
De meest spraakmakende bijdrage is wellicht die van dr. G. Harinck over Schilders verblijf in Erlangen, in 1930 en 1931, waar hij acht maanden woonde in verband met het schrijven van zijn dissertatie. Daaruit blijkt dat Schilder de gebeurtenissen van het nazisme negeerde en dat het nationaal-socialisme aan de Friedrich-Alexander-Universität sterker vertegenwoordigd was dan aan andere universiteiten. Schilders promotor paste zich soepel aan de „nieuwe orde” aan. Toen Schilder op 3 maart 1933 promoveerde aan de filosofische faculteit zweeg hij over de nazi-terreur, de Rijksdag-brand, Hitlers aantreden, de boekverbrandingen en de discutabele houding van de Duitse protestantse kerk!
Schilder dacht in beginselen, schreef over „de” wereld en „de” kerk; maar ging voorbij aan de concrete politieke ontwikkelingen, aldus Harinck. Hij vatte de Duitse situatie op als een specifieke uitingsvorm van het modernisme en de secularisatie. Het was alleen dit inzicht -niet de Jodenvervolging, de concentratiekampen en de houding van de Deutsche Christen- die in 1933 en daarna de basis van zijn verzet vormde tegen het nationaal-socialisme.
Volgens Harinck begreep Schilder ook niet veel van Barths strijd binnen de protestantse kerk van 1933. Het is onmiskenbaar, meent hij: Schilder heeft onder de wolven verkeerd aan de bruinste universiteit (een verwijzing naar de „bruinhemden”), maar de opkomst van een misdadig regime niet als een dreiging beleefd.
Darbisme
Prof. dr. W. J. Ouweneel behandelt Schilders eerste boekje, dat gericht was tegen de darbisten en scherpe kritiek op deze stroming bevat. Volgens Ouweneel was Schilder echter te weinig op de hoogte van het darbisme. Zolang je je niet weet te verplaatsen in de huid van je opponent, praat je voor je eigen tribune, vindt Ouweneel.
Prof. Van ’t Spijker neemt de lezer mee naar Schilders dissertatie over de begripsgeschiedenis van de paradox, met bijzondere aandacht voor Calvijn. Uit Smeliks bijdrage over Schilder en de kerkdienst en het kerklied blijkt dat Schilder geen principiële bezwaren had tegen het vrijgeven van gezangen in de eredienst. Niet uit beginsel, maar uit praktisch oogpunt achtte Schilder het verstandig dat de kerken zich (vooralsnog) concentreerden op gezangen die aan Gods Woord ontleend waren. Wie de leus ”In Gods huis alleen Gods Woord” aanhing, moest ook tegen vrije gebeden zijn. Schilder pleitte voor het vrije lied en wilde niet de beperking aanbrengen dat gezangen „rechtstreeks aan Gods Woord” ontleend moesten worden.
Algemene genade
Verder lezen we nog een bijdrage van dr. Teunard van der Linden over Schilder en Noordmans - in debat over de algemene genade. Schilder bleef een cultuurtheologie propageren die nooit het kersteningsideaal uit handen zou geven, terwijl Noordmans vanuit kruis en opstanding dacht en niet geloofde in het christendom als gesacraliseerd cultuurleven. Volgens Schilder zou Noordmans met zijn dialectische onrust iedere bodem onder het gereformeerde leven vandaan trekken.
Prof. R. Mouw uit de VS ten slotte schrijft over Schilder als „theoloog van de samenleving”, waarbij zaken als de mensheid als gemeenschap, de algemene genade en de kerk als cultuurvormende kracht aan de orde komen, alsmede de relevantie van Schilder in de Amerikaanse context.
We stippen alles maar aan. De bundel biedt interessante leesstof over een aantal zeer uiteenlopende thema’s. Het boek leert mij vooral dat theologiseren nooit vrijblijvend is, maar altijd betrokken is op de tijd. Theologiseren is balanceren tussen het isolement en het kritiekloos volgen van de cultuur. Daarbij is het gemakkelijk om met de waarschuwende vinger te wijzen op bijvoorbeeld het zwijgen van Schilder in de cruciale nazi-tijd. Dat doet Harinck niet; maar hij legt wel een pijnlijk punt bloot. Het boek leert mij verder dat theologie niet slechts een academische aangelegenheid is, maar geboren wordt uit de christelijke gemeente en betrokken is op de cultuur waarin men leeft.