Romes leer blijft onveranderd
Titel:
”Katholiek geloof gewogen. De Katechismus van de Katholieke Kerk over de geloofsbelijdenis”
Auteur: Ad Brants en Henk Witte (red.)
Uitgeverij: Meinema, Zoetermeer, 2003; 418 blz.
ISBN 90 211 3923 5
Pagina’s: € 35,-. De Rooms-Katholieke Kerk heeft haar leer in de loop van de geschiedenis op velerlei wijze geformuleerd: door canones, concilies en tal van andere leeruitspraken. Voor het laatst gebeurde dit door de Katechismus van de Katholieke Kerk (KKK), een wereldwijde catechismus die in vele talen is vertaald. De Nederlandse vertaling hiervan verscheen in 1995. Een commentaar op het eerste (dogmatische) deel van de KKK geeft een helder inzicht in de leer van Rome.
Ik wijs op enkele zaken die naar mijn mening een helder licht werpen op de leer van de RK-Kerk. Wat opvalt, is altijd weer het optimistische mensbeeld. Zo lezen we dat de mens geschikt is door God aangesproken te worden in zijn godsverlangen. Het godsgeloof past bij de mens. Geloven is niet iets vreemds, maar brengt de mens tot zijn eigenlijke bestemming. Gods genade zet de menselijke natuur voorop en brengt haar tot voltooiing (30). Uit kracht van het natuurlijk verstand, onderscheiden van de kennis uit de openbaring, kan de mens tot kennis van het bestaan van een persoonlijke God komen. Het enige adequate antwoord op Gods vrije zelfgave is de vrije zelfgave van de gelovige (54). Typisch rooms-katholiek is dat het natuurlijke licht van de godskennis gebruikt wordt, maar tegelijkertijd als ongenoegzaam wordt gezien.
Traditie
De KKK staat bekend om zijn loyale opstelling ten opzichte van de rooms-katholieke traditie. Hij wil bepaalde ontwikkelingen van het vernieuwingsgezinde Tweede Vaticaanse Concilie relativeren. Dat is bijvoorbeeld de visie op niet-christelijke godsdiensten als uitingen van het menselijk verlangen om antwoord te geven op de meest fundamentele vragen van het menselijk bestaan. De heilsgenade kan volgens dit concilie ook werkzaam zijn in de harten van mensen buiten de kerk en het breidt dit zelfs uitdrukkelijk uit tot de atheïsten.
De verklaring ”Dominus Jesus” uit 2000 lijkt echter weinig waardering te hebben voor deze ontwikkelingen en bevestigt opnieuw de klassieke visie dat Jezus de enige Verlosser is van de mensheid en dat de RK-Kerk haar heilswerk voortzet in de geschiedenis, vooral door middel van haar sacramenteel leven (50). De rol van de kerk wordt gedefinieerd met behulp van de analogie van de menswording.
Typerend voor de RK-Kerk is verder de visie op de traditie. Al is de traditionele tweebronnentheorie achterhaald (Schrift en traditie vormen geen gelijkwaardige bronnen, maar een meer gedifferentieerde eenheid), binnen het geheel van het heilshistorisch-sacramentele openbaringsdenken blijken Schrift, traditie en kerk zodanig in elkaars verlengde te liggen dat er zelfs nauwelijks sprake is van een principiële onderscheiding (65). Kenmerkend voor de KKK is vooral het doorgeven en bewaren van het erfgoed van de kerk. De blikrichting is dus vooral achterwaarts gericht (87).
Wanneer gesproken wordt over het geloof, is het allereerst de kérk die gelooft. De kerk is dus het onderwerp van het geloof. Er ligt een „uiterst zwaar accent op de eenheid van het geloof” (106).
Vrijzinnigheid
De bundel bevat ook moderne geluiden, zoals de kritiek van H. Häring op het zondebegrip. Vrijzinnigheid is ook binnen de RK-Kerk niet onbekend. Het is niet alleen de RK-Kerk die de leer van de (erf)zonde volgens bijbelse normen formuleert. Wanneer de KKK in de bundel verweten wordt te zeer uit te gaan van de godheid van Christus en dat dit een belemmering zou zijn voor het interreligieuze gesprek en de universele heilsbetekenis (225), kunnen we daarin niet meegaan.
Typisch rooms-katholiek blijft ook de belangrijke plaats van Maria. De KKK formuleert onomwonden de maagdelijkheid en het goddelijk moederschap van Maria, haar onbevlekte ontvangenis en de tenhemelopneming. De eigen bijzondere positie van Maria ten opzichte van alle heiligen wordt extra benadrukt. Een struikelblok met de protestantse kerken is, zo wordt terecht gezegd, de manier waarop de KKK het goddelijke moederschap ontvouwt en haar min of meer maakt als het artikel waarmee de kerk staat of valt (247).
Verder vermeld ik nog de visie van de KKK op de kerk als heilssacrament. In vele gevallen gaat de KKK in op moderne ontwikkelingen en toont hij moed, maar uiteindelijk kiest hij voor de traditionele leer en werkt de vernieuwing van het Tweede Vaticaanse Concilie weinig door. Ook ten aanzien van het Jodendom neemt de KKK volgens een auteur wat hij met de andere hand geeft (281). De leer van het vagevuur blijft zonder reserves gehandhaafd, hoewel dit leerstuk in de praktische beleving van mensen afwezig is (wel het contact van de levenden met de doden voor wie gebeden wordt).
Kortom, een boek dat inzicht biedt in de leer van de RK-Kerk en licht werpt op het feit dat deze kerk in wezen weinig veranderd is, al probeert zij de leer in overeenstemming met de moderne tijd te brengen.