Fouad Aitihda over toekomst Nederlandse Marokkanen
Hoe moet de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap verder? Marokkaanse Nederlanders blijken oververtegenwoordigd te zijn in de misdaadstatistieken. Bestuurskundige en Nederlandse Marokkaan Fouad Aitihda (35) roept landgenoten op niet weg te kijken van de problemen.
toen
Ik ben vader van een zoontje van twee. Ik ben geboren en getogen in Breda en kom uit een gezin van drie zoons. Ik zat op de protestants-christelijke Koningin Wilhelmina-basisschool. Ik heb een anekdote uit die tijd. In groep acht moesten we elke morgen een psalmvers zingen. Ik zat vooraan en zong niet mee, ik was stil. De docent merkte dat en pikte me eruit. „Nu gaat Fouad in zijn eentje de psalm zingen.” Dat heb ik toen maar gedaan, ik had geen keus. Ik ben moslim, maar heb op die school wel christelijke normen en waarden meegekregen.
Ik heb best een strikte opvoeding gehad. Mijn vader hamerde erop: maak wat van je leven, ga studeren. We hoefden geen bijbaantjes te nemen en moesten onze tijd aan onze studie besteden. Boeken betaalde vader. Hij zei dat hij naar Nederland kwam voor een goede toekomst voor ons. Mijn broers en ik zijn goed terechtgekomen. Ik ben bestuurskundige en politicoloog in spe, mijn ene broer is afgestudeerd als journalist, maar werkt nu bij een verzekeringsmaatschappij. Mijn andere broer is afgestudeerd in de commerciële economie.
Hoewel vader ons dus aanspoorde om hard te leren, ging hij relaxed met ons om. Buiten schooltijd was hij als een vriend. We maakten met hele gezin uitstapjes. Niet alleen naar Marokko, ook naar andere landen.
Uit mijn jeugdjaren herinner ik me dat enkele Marokkaanse jongeren in Breda zich schuldig maakten aan baldadigheid en kleine diefstallen. Zij kwamen voornamelijk uit een wijk met een grote concentratie allochtonen. Ik zag bijvoorbeeld dat een Marokkaanse jongen andermans voetbal of tas met spullen meepikte.
Mijn vader keurde baldadigheid en criminaliteit streng af. Hij zei dan: „Luister eens, ik wil niet dat je je met die jongeren inlaat.” Vader wilde de dingen altijd correct doen. Zo zei hij: „Vraag in een winkel altijd om een kassabon. Dan kun je tegenover het winkelpersoneel altijd bewijzen dat je iets hebt gekocht en dat je niet hebt gestolen.”
nu
De opmerkingen van PVV-leider Wilders over minder Marokkanen vind ik beledigend en schofferend. Hij schrijft een complete bevolkingsgroep af. Ik kan me voorstellen dat ouders en kinderen die de Nederlandse taal niet goed beheersen de opmerkingen van Wilders als bedreigend ervaren.
Het is natuurlijk nooit goed om mensen te overvallen, maar de overval op de juwelier in Deurne kwam wel op een heel ongelukkig moment. We ervoeren na de schofferende opmerkingen van Wilders als Marokkaanse gemeenschap steun uit de maatschappij. Kijk naar de vele aangiftes die tegen Wilders zijn gedaan. Maar door het incident in Deurne werden vooroordelen over Marokkanen weer bevestigd.
Het is waar dat Marokkaans-Nederlandse jongeren oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitscijfers. Ik kan er helaas niets anders van maken. Het gaat om een kleine, maar hardnekkige groep. Ieder mens met een beetje verstand, iedere religie zal criminaliteit afkeuren. Gij zult niet stelen.
Ik heb dubbele gevoelens over de demonstratie in Deurne van de Marokkaanse jongeren, nadat de twee Marokkaanse overvallers waren doodgeschoten. Ik kan me de boosheid van de media en inwoners uit Deurne wel voorstellen, maar ik kan de emoties van de jongeren ook wel begrijpen. Een van hun vrienden is dodelijk geraakt. Daar moesten ze wat mee, in de hitte van het moment. Ze hebben het recht om te demonstreren, hielden zich netjes aan de regels, hielden wat spandoeken omhoog.”
straks
Ik heb de afgelopen dagen veel nagedacht over de problemen in Marokkaanse kring. Ik heb deze week in de Volkskrant mijn Marokkaanse landgenoten ertoe opgeroepen niet weg te kijken van de problemen onder een kleine groep hardnekkig criminele Marokkaanse jongeren. Die criminelen moeten worden aangepakt, net zoals andere misdadigers, ongeacht hun afkomst of etniciteit.
Ik zou willen dat over de problemen in Marokkaanse kring een landelijk debat op gang komt. Ik geloof dat er nu al op verschillende plaatsen, bijvoorbeeld in buurthuizen, wordt gepraat over de problemen onder Marokkaanse jongeren. Maar ik zou willen dat er in het hele land op een bepaalde dag wordt gesproken over de misstanden. Met imams, wijkagenten, jongerenwerkers, vaders, moeders. Dat wordt benadrukt dat ouders hun kinderen van jongs af intensief dienen te begeleiden.
Ik geloof niet zozeer dat Marokkanen elkaar bewust de hand boven het hoofd houden. En als dat gebeurt, dan komt zoiets voor in de directe omgeving van een Marokkaanse crimineel. Denk bijvoorbeeld aan een moeder die de andere kant op kijkt. In de Marokkaanse gemeenschap zelf heerst te veel onverschilligheid over het wangedrag van een aantal jongeren.
Een van de grootste problemen is dat nogal wat Marokkaanse jongeren hun school niet afmaken. Ook krijgen ze te maken met discriminatie en racisme. Schrijf je een Arabische naam onder een brief, dan word je niet uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek, schrijf je dezelfde brief onder Nederlandse naam, dan mag je wel komen. Ik wil Marokkaanse jongeren echter niet in een slachtofferrol plaatsen. Je wordt in dit land nooit gedwongen tot criminaliteit. Het is in Nederland onbestaanbaar dat je geen inkomen hebt. Je kunt immers aanspraak maken op een bijstandsuitkering. Toen ik studeerde, had ik geen vaste bijbaan. Het kwam voor dat ik tien euro had voor een week; dan moest ik het doen met één stokbrood per dag. Het kwam niet in me op een ander te beroven.”