Spotlight: Bidden leert mensen eerlijk te zijn
Boeken over het gebed willen mensen de weg wijzen in het leven, beter maken en het ware geluk laten vinden. Maar het is niet onverschillig wat je onder bidden verstaat, hoe je bidt, en welke effecten je verwacht.
Nederland ontkerstent, maar intussen verschijnen er tientallen, honderden boeken over bidden – geschreven vanuit alle mogelijke religieuze tradities. Bidden sluit blijkbaar aan bij een gevoel dat overal om ons heen in de lucht hangt, een gevoel dat druk bezige, haastige, opgejaagde, zelfvoldane westerlingen soms ineens bespringen kan: geld, bezit, status en relaties maken uiteindelijk niet gelukkig.
Wie vervolgens hulp zoekt bij de psycholoog –voor hedendaagse mensen doet de therapeut wat vroeger de pastoor of de dominee deed– leert daar dat je het ware geluk pas vindt als je jezelf en anderen kunt vergeven, accepteren en liefhebben, en als je leert openstaan voor het grotere geheel. Dat kun je bereiken door veel te bidden, te mediteren (denk aan mindfulness) en je bewust te worden van je diepste verlangens en de kracht binnen in je. Maar dat alles is natuurlijk nog niet hetzelfde als bidden binnen de christelijke traditie.
Toch is het niet altijd eenvoudig om de verschillen scherp te krijgen. Twee auteurs die over gebed op het snijvlak van geloof en psychologie hebben nagedacht, zijn de Canadees David G. Benner en de Amerikaan Philip Yancey. Allebei hebben ze veel waardevols te zeggen, en bij allebei heb ik ook vragen die te maken hebben met het mensbeeld dat achter hun teksten schemert.
Mensen zijn volgens beide auteurs schepselen die ten diepste op God gericht zijn, en die in de dagelijkse ontmoeting met Hem zichzelf leren kennen, hun ware bestemming ontdekken, groeien in het geloof en in overgave aan Hem leren leven. Ze hebben het regelmatig over menselijke keuzes en menselijke vrijheid, en dat botst met het veel radicalere gereformeerde beeld van de mens, waarin zonde en onmacht en onwil veel nadrukkelijker en realistischer aanwezig zijn.
Niettemin valt zeer te waarderen dat deze twee auteurs niet de makkelijkste weg gaan. In de gereformeerde traditie zijn we misschien te veel gewend om de terreinen van geloof en psychologie veilig van elkaar te scheiden. We belijden dat de mens in theologische zin in zichzelf totaal verdorven is, en tegelijk leren we dat je als mens in psychologische zin jezelf moet zijn. Benner en Yancey doen echter, elk op hun eigen manier, een dappere poging om beide terreinen bij elkaar te brengen, en daar valt veel van te leren.
Wat beide auteurs gemeen hebben, is de gedachte dat bidden de bidder altijd van binnenuit verandert, doordat hij open over zichzelf leert zijn en volstrekt eerlijk naar zichzelf leert kijken, als het ware vanuit Gods standpunt. Dat maakt dat zijn eigen zorgen en vreugden, en ten diepste zijn totale wezen, voortdurend door Gods tegenwoordigheid belicht worden, waardoor hij er anders naar kijkt en er anders mee leert omgaan. Om het in de traditionele termen te zeggen: het proces van ”dagelijkse bekering” leidt tot een langzame karakterverandering in psychologische zin.
Bidden is hier dus niet zozeer de dagelijkse discipline van het uitspreken van bepaalde woorden, maar de voortdurende volstrekte openheid naar God die niet eens altijd in woorden uitgedrukt hoeft te worden. Geen apart gezette plicht, maar besef van een relatie. Bij Benner leidt dat ertoe dat het gebed een nogal mystiek karakter kan krijgen: we bidden om oog te krijgen voor Gods aanwezigheid overal om ons heen en in ons, zelfs in de meest dagelijkse dingen, en op die manier te zoeken naar Gods wil en Gods bedoeling in ons leven.
Benners boeken hebben soms te lijden van een al te populair woord of beeld, of een al te therapeutische stijl („God wil er voor jou zijn”). Maar de auteur schrijft niet ongenuanceerd of oppervlakkig, hij heeft oog voor de moeiten van de praktijk, voor het gevoel van Gods afwezigheid, voor de menselijke zonden en zwakheden die communicatie in de weg staan. Niet voor niets legt hij de nadruk op Bijbellezen in combinatie met bidden, volgens de eeuwenoude kloosterpraktijk van ”lectio divina”.
Benner heeft veel mooie, inzichtgevende gedachten te bieden, maar lost één probleem niet op: hoe kun je, zelfs in de meest eerlijke gemoedstoestand, nu onderscheiden wat van jezelf is en wat van God? Is al die introspectie, al die persoonlijke toepassing van Bijbelteksten en al die stilte met jezelf alleen de oplossing, of is er ook externe correctie nodig, bijvoorbeeld door andere mensen, de kerk, de theologie, de traditie?
Grondiger vanuit de weerbarstige realiteit geschreven is ”Bidden” van Philip Yancey. Het is verleidelijk om veel prachtige zinnen uit zijn boek te citeren. Zoals: „Toen ik gebeden tijdens evangelische kerkdiensten beluisterde, hoorde ik mensen God vaak vertellen wat Hij moest doen, in combinatie met nauwelijks verholen aanwijzingen hoe anderen zich zouden moeten gedragen.” Of: „De veelgestelde vraag ‘Hoe kan God op hetzelfde moment naar miljoenen gebeden luisteren?’ verraadt een onvermogen om buiten de tijd te denken.”
Heel inzichtgevend en verhelderend vond ik zijn hoofdstuk over ”bidden voor zieken” waarin hij onderzoekt hoe gebedsgenezing de traditionele kerken kon veroveren en wat het gevaar is van die ontwikkeling. Yancey gelooft niet dat gebedsgenezing onmogelijk is, maar schrijft kritisch over gebeden die tegen de natuurwetten ingaan en houdt zijn lezers de spiegel voor van de christelijke martelaren die niet baden om verlossing, maar om kracht om in moeilijke omstandigheden staande te blijven.
Ook hij kan uiteindelijk het antwoord niet geven op de vraag naar de echtheid van de Godservaring, maar hij maakt duidelijk dat we zulke antwoorden misschien ook niet moeten verwachten. Bidden is een weg om te gaan, en zekerheid krijg je alleen door het te doen. Dat is dan het punt waar de theorie ophoudt en de praktijk begint.
”Open jezelf voor God. Lectio divina en leven als gebed” en ”Verlangen naar Gods wil”, David G. Benner; uitg. Coconut, Almere, 2013; ISBN 978 90 7269 918 6/978 90 7269 817 9; 138/96 blz.; € 13,50/€ 9,95; ”Bidden”, Philip Yancey; uitg. Van Wijnen, Franeker, 2014 (4e druk); ISBN 978 90 5194 293 4; 412 blz.; € 15,-.